Na het ontbijt bleek vlakbij ons guesthouse een lokale groente-
en warenmarkt te zijn. De markthal was open vanaf het ochtendgebed – da’s elke
ochtend om 4.30 uur, luid en duidelijk te horen – tot ’s middags een uur of
drie. Bijzonder om daar als westerling tussen de gewone Indonesiërs rond te
lopen, zonder andere toeristen. Wat een geuren: geraspte kokos, gedroogde vis,
verse pepertjes, opgedroogd zweet, gekookte soep, gebakken kroepoek, verse
meerval… En kleuren: oranje wortels, rode chipszakjes, roze darmen, grijze
vissen, gele bananen, groene paprika’s, lichtblauwe onderbroeken, zuurstokroze
haarknipjes, witte kroepoek. We keken er onze ogen uit: koeienpensen- en
hersens, zomaar een ‘dokter’ die je bloeddruk kan meten, oude vrouwtjes met
verse groenten, levende vissen, een geitenkop, geslachte kippen (en
kippenkoppen en -poten). Een hele belevenis en erg fotogeniek!
Om 11 uur stonden onze koffers in de bus en vertrokken we
richting een batikfabriek. Mooi om te zien hoe echte batikstof helemaal
handmatig gefabriceerd wordt. Een precies proces, waarmee of met de hand
patronen getekend of gestempeld worden op witte stof (katoen of zijde). Dat
tekenen of stempelen gebeurt met was, zodat bij het verven van de stof daar
straks geen kleur komt. Andere medewerkers kleuren de patronen in, krabben de
was eraf en wassen de stof uiteindelijk in heet water of benzine (bij zijde).
Het resultaat: prachtige, handgemaakte batikstof, waarvan overhemden, sarongs,
hemdjes, sjaaltjes gemaakt kunnen worden. Uiteraard kon er in de shop gekocht
worden; enkelen van ons verschaften zichzelf zo’n mooi kledingstuk.
Uiteindelijk moest Alie nog de vaart erin zetten om de winkel weer te verlaten,
omdat we richting het Kraton (paleis) van Yogyakarta gingen. En dat sluit om 2
uur ’s middags.
Het Kraton
Ngayogyakarta Hadiningrat wordt nog steeds bewoond door de sultan van
Yogyakarta, inmiddels is het de 10e in rij (sultan Hamengkoeboewono
X). Vroeger regeerde de sultan over het Javaanse rijk, tegenwoordig is de
sultan gouverneur van het gebied. Regelmatig komen hier wereldleiders op
bezoek, ook onze Oranjes hebben hier connecties. Hij woont hier samen met z’n
vrouw en vier dochters. Eigenlijk is het nog wachten op een zoon… We kregen een
gids in traditionele kleding mee, compleet met zwaard op z’n rug. De man sprak
wat beroerd Nederlands, maar enkele woorden heeft hij een keer of honderd
herhaald: mannelijk, vrouwelijk, water, voer, loecht en aarde. Voortdurend
bleek in het kraton dergelijke symboliek te vinden te zijn. Hij legde uit dat
het paleis precies middenop Java ligt, als een navel op de buik. In de verschillende
paleisgebouwen waren vooral veel foto’s en voorwerpen te vinden van de vorige
sultan (de 9e sultan), met de toepasselijke naam sultan Henkie. Onze
eigen Henk steeg meteen een stuk in aanzien… Sultan Henkie studeerde in Leiden,
samen met prinses Juliana en was later ook betrokken bij de
onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië (in 1949), tegen de zin van de
Nederlanders. Yogyakarta is toentertijd ook even hoofdstad van de nieuwe
republiek geweest. Op een gedenksteen liet sultan Henkie – in het Nederlands –
optekenen: ‘Al heb ik een uitgesproken
westerse opvoeding gehad, toch ben en blijf ik in de eerste plaats een Javaan’.
Na het Kraton begaven we ons per bus naar de Jalan
Malioboro, de bekendste winkelstraat van Yogyakarta. In een groot winkelcentrum
– wat zijn de verschillen tussen arm en rijk in dit land toch enorm groot –
deden we ons de pizza’s van Pizzahut goed smaken. Daarna hadden we twee uurtjes
vrijaf om te winkelen, in en buiten het winkelcentrum. Ondertussen barstte er
ook nog een stevige, tropische bui los. Handige jongetjes maakten meteen van de
nood een deugd: voor een paar duizend roepia’s kon je een paraplu van hen lenen
en daarmee naar de overkant van de straat lopen. En ondertussen renden die
jochies drijfnat achter je aan, zodat je aan de overkant de paraplu weer terug
kon geven.
Om half 5 troffen we elkaar weer bij McDonalds, waarna we
met de bus richting vliegveld reden. Koffers uitgeladen en daarna onze
chauffeur (Pa Nour) uitgezwaaid. Vriendelijke vent en een prima chauffeur.
Vervolgens de koffers en wijzelf door de scan en ingecheckt bij Lion Air. Alle
koffers kwamen op naam van Erna, dus die is met flink wat ‘overgewicht’ naar
Bali gevlogen… Alhoewel dat vliegen nog wel even duurde: we waren flink op tijd
op het vliegveld (half zes) en vlogen uiteindelijk, vanwege een uur vertraging
om half 10. Ondertussen hebben we tijd gedood met lezen, mensen kijken,
rondneuzen in de boekenwinkel (met een hele batterij aan religieuze boeken,
alle godsdiensten waren vertegenwoordigd , van de Dalai Lama, de Koran tot aan een
boek met Bijbelse quizvragen, gebroederlijk (of gezusterlijk?) naast elkaar. Om
half tien konden we naar ons vliegtuig lopen en ons opvouwen in onze stoelen.
Rinus met z’n lange benen kreeg – samen met zijn Ada – een ruimer plekje bij de
deur.
De vlucht naar Denpasar duurde een uur, maar door het
tijdsverschil moesten onze horloges bij aankomst een uur extra vooruit. Dus was
het ineens half twaalf. Onderweg kregen we niet iets te eten/drinken aangeboden,
dus was Jaap wel genoodzaakt om Eeke’s tas te doorzoeken op iets eetbaars. En
zowaar… daar was nog een kuipje aardbeienjam te scoren van een vorig hotel.
Jammiejammie, heeft ‘ie lekker leeggesmikkeld…
Bij aankomst werden we opgehaald door twee grote auto’s van
ons hotel. Met dertien personen incluis bagage was dat flink proppen, maar ’t
was maar tien minuutjes rijden. Vol verwachting waar we nu weer terechtgekomen
zijn, zijn we deze Tweede Paasdag gaan slapen. De benjamin en de walrus zochten
voor het slapengaan nog even het zwembad op. Heerlijk, even afkoelen.
P.S. dit dagverslag is de volgende ochtend gemaakt
(dinsdag), in het restaurant van ons hotel. Bali is prachtig, heerlijk weer en
een mooi strand om de hoek. Wel een stuk toeristischer dan Java. Tekenend
daarvoor is de muziek bij het schrijven: instrumentale versies van ‘Het kleine café aan de haven’ en ‘De meeste dromen zijn bedrog…’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten