Na het inslaan van wat fruit (ananas en snot-fruit, geen
idee hoe het heet, maar ’t smaakt wel lekker), bereiken we toegang naar de
krater van de nog actieve vulkaan Tangkuban Prahu (dat betekent ‘omgekeerde
prauw’). De top ligt 2084 m hoogte, de laatste uitbarsting (in totaal waren er
drie) was in 1969. Omdat onze eigen bus de tocht naar boven niet kon trekken,
stapten we over op een lokaal busje. Dat paste precies, aangezien Indonesiërs
een iets kleiner formaat hebben dan Hollanders en het dus eigenlijk ruim zou
moeten passen… Meteen werden we belaagd door verkopers van ansichtkaarten,
handige tasjes, stenen olifantjes en kettingen. Toen we wegreden, dachten we
dat we mooi van ze af waren….
Maar niets bleek minder waar te zijn: bovenaan, bij de
krater, stonden tientallen verkoopgrage handelaren ons op te wachten: eerst wandelen, dan kopen. Ze spraken
verrassend goed Nederland en snapten meteen wat de bedoeling was. Het uitzicht
was prachtig: onderin een dal met grijze stenen en kalkafzetting zag je de
zwaveldampen omhoogkomen. En je rook het ook: rotte eieren. Na er wat
rondgekeken en van het vergezicht genoten te hebben, daalden we met de
benenwagen af naar de krater Kawah Domas. We volgen een flink dalend pad (met
af en toe traptreden, die soms ook nog ’s wat glad waren), met prachtige, hoge
bossen om ons heen. We waanden ons in het oerwoud. Bij deze afdaling werden we
vergezeld door een lokale gids en een aantal van zijn maten. Zij hielpen Corrie
(met haar kunstknie), samen met Henk, zeer gentle naar beneden, Eeke werd
vergezeld door twee heuse bodyguards en ook Jaap had een lokale vriend. Rinus’
rugzak werd zelfs door een van de jongens gedragen. Maar… niks voor niks
natuurlijk: allemaal hebben ze een deel van hun koopwaar (kettingen, armbanden,
olifantjes) kunnen slijten aan hun ‘maatjes voor even’. Maar deze afdaling was
de moeite meer dan waard: bij de krater konden we heerlijk uitrusten met de
voeten in een warm zwavelbad. En in de geiser, waaruit hete zwaveldampen kwamen,
kookten we een eitje. Met een bijzonder ‘maanlandschap’ om je heen: borrelende,
dampende stroompjes warm water, gele zwavelafzettingen en grijze stenen. ’t Was
prima vertoeven daar…
Na een bakje koffie daalden we verder af richting de bus.
Jenny en Arjan hadden wat moeite de rest van de groep bij te houden: er waren
ook zoveel mooie plaatjes te schieten! Zelfs scoorden ze nog een mooi
kolibrieachtig vogeltje (blauwe kop, rode borst, krom snaveltje) en een soort
eekhoornachtig beest. Bij de bus aangekomen, reden we verder richting Ciater (8
km verderop), waar we een bad namen in een zwembad met water uit de heetwaterbronnen.
En heet is ook echt heet, zo’n 40 graden. Het zwavelhoudende vulkaanwater schijnt
een geneeskrachtige werking te hebben. Rustgevend was ’t sowieso; van de warmte
werd iedereen er wat soezerig van. Na een heerlijke en overdadige lunch in het
restaurant terplekke en een stevige stortbui als nagerecht, koersten we weer
richting Bandung. Iets na vieren waren we weer in het hotel. Om 19.00 uur werd
het diner geserveerd, in de tussentijd rustten we wat, gingen anderen zwemmen
(Arjan met z’n harem (Hinke, Jenny en Erna), tenminste zo werd ‘ie bekeken) of
wandelden wat in de omgeving. ’s Avonds zijn de liefhebbers nog even op
sightseeing-tour in Bandung geweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten