zaterdag 30 april 2011

Zaterdag 30 april – het smalle pad kent vele hobbels

De meesten van ons werden al vroeg wakker, zo tegen een uur of zes. Toen werd ’t licht, begonnen de hanen te kraaien en de honden te blaffen. Om acht uur ontbijten we in het gastenhuis: versgebakken brood en nasi goreng. Helemaal prima.

Om een uur of negen vertrokken we met de bus, de bestemming van vandaag was de nieuwe evangelisatiepost Jangga Hapapa van de GGRI-evangelist Daniël. Daarvoor moesten we zo’n anderhalf uur rijden, omhoog de bergen in. Zo’n weg als dit hadden we nog niet eerder meegemaakt: eerst leek ’t wel aardig, maar al snel kwamen er plassen en kuilen/gaten in de weg. Omdat de chauffeur nog erg zuinig is op z’n nieuwe bus (pas twee maanden oud), namen we de kuilen heel voorzichtig. Zou je met je Nederlandse personenauto echt niet hoeven te proberen (en daarom beschikt Jan hier ook over een Jeep). Bovendien bevonden zich links en rechts van de weg af en toe flinke afgronden. De adrenaline stroomde flink, maar dat schijnt goed voor het hart te zijn (volgens één van onze verpleegsters)… Nog spannender werd ’t als we een tegenligger tegenkwamen, want dat paste eigenlijk niet op dit weggetje. En omdat dalend verkeer voor gaat, moesten wij dan achteruit rijden om onze tegenligger erlangs te laten. Dat lukte het beste in een bochtje, maar ’t was oppassen om niet in de berm te raken. Want die waren zo zompig dat dat vast een slippartij zou worden…

Maar goed, na anderhalf uur hotsen en klotsen, stapte evangelist Daniël bij ons in de bus. Hij reed met ons mee naar het pad waar we ‘met de benenwagen’ zouden afdalen. Nou, dat werd een nieuwe uitdaging, want ’t daalde flink steil en het pad was af en toe spekglad. Daniël had wat helpers uit het dorp geregeld, zodat we aan de afdaling konden beginnen. Rinus bleef achter bij de bus: zo’n steil pad zag hij niet zitten. Een verstandig besluit… ’t Was een heftige afdaling van zo’n half uur. Niet iedereen kwam helemaal schoon aan: als je uitglijdt op een modderig pad, word je aardig vies. Onze bijrijder – die de buschauffeur assisteert bij het rijden/draaien – kreeg spontaan de slappe lach toen hij Jaap zag aankomen: een vieze hand, een modderige onderarm en modder op z’n achterwerk. Het smalle pad kent vele hobbels, was Jaaps eindconclusie. Ook de rest was flink bezweet en had spekgladde schoenen: het profiel van de zolen was helemaal volgelopen met kleverige modder, haast een soort klei/leem. Voor de dorpsbewoners zelf was ’t geen centje pijn: voor ons liep een jonge moeder op teenslippers, met haar baby van vier maanden op de arm. En jochies van een jaar of acht deden het haast rennend…

In het dorp aangekomen, werden we hartelijk ontvangen door de bewoners, jong en oud was uitgelopen. Na een kleine opfrisbeurt werden we in het huidige kerkgebouwtje uitgenodigd voor een kopje koffie/thee met wat lekkere koekjes. Daniël vertelde kort wat over z’n gemeente: hij is hier sinds kort aan het werk en zondags komen er zo’n 40 mensen samen. Jan vertaalde simultaan. Ook het dorpshoofd en de zondagsschoolleider spraken ons toe: allebei blij en ook trots met bezoek vanuit Nederland. Na de koffie hebben we cadeautjes uitgedeeld aan de kinderen: boekjes met Bijbelverhalen, autootjes voor de jongens en haarknipjes voor de meisjes. Ook waren er een aantal tweedehands leesbrillen die gretig aftrek vonden. Daarna hebben we buiten nog even gekeken naar de ‘bouwplek’ voor het nieuwe kerkgebouw: uit het budget van onze reis heeft Jan de evangelist al eerder een bedrag gegeven voor de bouw van het kerkje. Maar vanwege de vele regen van de afgelopen tijd stond het kerkje er nog niet. We krijgen de foto’s vast nog wel een keer… Mooi om op zo’n manier te kunnen bijdragen aan de daadwerkelijke bouw van de wereldwijde kerk.

Daarna werd ons een maaltijd voorgeschoteld: lekkere rijst, kip, mie en gekookte papaja-bloemen (proefde wat bitter, maar wel lekker). Het smaakte ons prima. Tenslotte hebben we samen een kerkdienst gehouden: Jan heeft gelezen over Thomas en kort gepreekt (in het Indonesisch). Want ondanks dat Thomas zo’n goede vriend van Jezus was, kon hij niet geloven dat Jezus was opgestaan. Thomas was door het hele gebeuren van Jezus kruisiging flink in de war geraakt. Maar gelukkig, Jezus zocht ‘m op, zijn opstanding is echt waar. Dus: alhoewel alles soms best ingewikkeld voelt, ook als je een nieuwe/jonge gelovige bent in een ‘heidense omgeving’, Jezus is altijd dichtbij. Hij kan veel meer dan jij ooit kan bedenken! Daniël vertaalde de preek vervolgens van het Indonesisch naar het Soembanees, want de officiële landstaal is niet iedereen machtig. Jaap heeft namens ons de gemeente toegesproken: hartelijk dank voor de gastvrije ontvangst, het lekkere eten en prachtig om te ontdekken dat overal ter wereld christenen hetzelfde geloof in God mogen delen. En via het werk van De Verre Naasten mogen we ons ook in financiële zin met elkaar verbonden weten. De kinderen van de zondagsschool hebben ook nog een lied gezongen.

Aan het eind van de ontmoeting kwam de ‘pinang’ (betelnoot) op tafel: je ziet hier veel mensen met rode tanden/tandvlees, omdat ze op zo’n noot kauwen (samen met een wortelstokje en wat kalk). Dat werkt wat honger stillend en is ook een soort ‘drug’ (net zoals roken/pruimtabak), en dus ook verslavend… Arjan heeft het ook geprobeerd, tot groot vermaak van de Soembanezen. En z’n rode bekkie staat op de foto!

Na een groepsfoto namen we afscheid (God bless you) en klommen we weer richting de bus. Een flinke klim en wederom voor allemaal een flinke plakkont (van het zweet). Alhoewel Jan bijna met Eeke de berg afrolde (een bamboe-afrastering behoedde erger…), hebben we ’t allemaal weer gered, chapeau! Rinus wachtte ons uitgerust op.

De weg terug ging prima, om een uur of vier waren we terug bij het gastenhuis. Daar was men al druk bezig met de maaltijd: de geslachte kip werd net in stukken gehakt. Na wat mandiën, aten we een heerlijke rijstmaaltijd onder het afdak van het gastenhuis. We lazen uit het dagboek vandaag over Koninginnedag, want dat was ’t vandaag in Nederland.

De sterrenhemel is hier geweldig: omdat er weinig ‘bij-licht’ is, kun je de sterren en de Melkweg goed zien. Daarna nog even met elkaar nagezeten, waarna nog een paar kleedjesverkopers langskwamen om hun koopwaar (geweven kleedjes, een Soembanese traditie) te slijten. De bewoners van het andere huis (Marga, Jenny en Arjan) hadden al zelfgeweven kleedjes gekocht van Delila, de ‘huisoppasser’ daar.

vrijdag 29 april 2011

Vrijdag 29 april – naar Soemba

Na het ontbijt brachten de beide auto’s ons, met alle 14 koffers en handbagage erin, naar het vliegveld van Denpasar. Een ritje van zo’n 10 minuten. Aangekomen bij het vliegveld gingen we als een speer door de controles om als eerste bij de incheckbalie te zijn. En da’s gelukt, om 8.45 uur stonden we er in de rij. Toen wachten tot de balie openging en we onze boardingpassen kregen; dat heeft wel even geduurd. Ondertussen kon Arjan nog even geld uit ‘de pot’ pinnen, aangezien dat op Soemba wat lastiger gaat. Hij was ineens weer een meerdere keren miljonair! Vervolgens door de paspoortencontrole en nog ’s met de handbagage door de scan. Daarna weer wachten tot ons vliegtuig (van Batavia Air) om 10.45 uur zou gaan vertrekken…

Met zo’n drie kwartier vertraging vertrokken uiteindelijk we richting Kupang, de hoofdstad van Timor. Ons vliegtuig is een ‘eilandhopper’ met in- en uitstappers in Jakarta, Surabaya, Denpasar, Kupang en als eindbestemming Waingapu op Soemba. En dan weer dezelfde route terug. We hadden goed uitzicht en konden de kustlijnen van een aantal Oost-Indonesische eilanden mooi volgen (Lombok en Sumbawa) en niet veel later vlogen we ook over Soemba. In Kupang, de hoofdstad van het eiland Timor, maakten we een korte tussenstop. In eerste instantie was het de bedoeling dat we een stop van ongeveer een uur zouden maken, maar vanwege de vertraging werd die ingekort tot 20 minuutjes. Omdat we op het vliegveld een ontmoeting zouden hebben met de dominee van de GGRI-gemeente in Kupang, is Alie nog wel even van boord geweest en de dominee en z’n vrouw nog snel  even opgezocht. We kregen de hartelijke groeten overgebracht. En gelukkig was Alie voor de doorstart weer terug...

Om kwart voor drie landden we op Waingapu, de hoofdstad van Soemba. Vanuit de lucht hadden we het al gezien, maar het landschap van Soemba ziet er compleet anders uit dan de eilanden waar we de afgelopen dagen vertoefd hebben. Een stuk droger, uitgestrekte vlaktes met af en toe een boom, wat huisjes en ook regelmatig vee (koeien en geiten). Jan wachtte ons op en daarna was het wachten op onze bagage. Meteen raakten we in het Soembanese ritme: op de een of andere manier was het nodig om de drie gevulde bagagekarren zo’n half uur bij het vliegtuig te laten staan, terwijl honderden mensen zich verdrongen rond de enige transportband in de kleine aankomsthal. Maar nadat we alles bijeen verzameld hadden, konden de koffers bovenop de bus en wijzelf erin.

De rit ging allereerst naar de kerk van Waingapu, waar tegenwoordig ook de theologische school van de GGRI (Gereja-Gereja Reformasi di Indonesia) gevestigd is. Jan heeft hier de afgelopen week lesgegeven en is als ‘flying teacher’ hier vier keer per jaar een aantal weken actief als docent. We werden in het kerkgebouw ontvangen door dominee Jan en zijn vrouw en de studenten, een stuk of 15. In totaal studeren hier 21 studenten, maar een aantal van hen doet een praktijkjaar in een plaatselijke gemeente. De totale studieduur is vier jaar, waarvan dus één stagejaar. De jongens wonen hier intern en gaan af en toe ’s naar huis. Ze stelden zich allemaal voor en vertelden kort iets over henzelf, Jan vertaalde. In leeftijd variëren ze van 20-25; één van hen was 35 (net zo oud als Arjan). Ze krijgen elke dag les (vijf dagen/week) van 8-12 uur. Ook wijzelf stelden ons even voor; vooral de leeftijd van opa Rinus (82 jaar) maakte diepe indruk… De kerk heeft plannen voor nieuwbouw van een scholencomplex/campus en de dominee liet daarvan wat tekeningen van de aannemer zien. Zowel aan de kerken in Nederland (via De Verre Naasten), als de kerken in Australië is gevraagd een financiële bijdrage te leveren.  

Tegen vier uur vertrokken we Wai Marangu, een rit van zo’n anderhalf uur. De weg was prima, de chauffeur had er flink de sokken in. Af en toe even afremmen voor wat koeien, geiten of een overbeladen vrachtwagen met een laadbak vol mensen. Als je door de spleetjes van je ogen keek, waande je je tijdens de rit op Terschelling: droog helmgras, af en toe een struik duindoorn en wat duinen op de achtergrond… Maar als je je ogen beter de kost gaf, zag je dat je totaal ergens anders was: regelmatig wat huisjes/kleine dorpjes, brommertjes, geiten en koeien. Inmiddels ging de zon onder en kwamen we in ’t donker aan bij het gastenhuis in Wai Marangu. Dit is het huis waar Jan en Alie in de jaren ’80, tijdens hun Soemba-jaren, met hun kinderen woonden. Tegenwoordig is dit huis in bezit van de kerk (GGRI) en is het te huur voor gasten/bezoekers.

We werden vriendelijk ontvangen door de ‘oppassers’/beheerders van het gastenhuis en hun drie kinderen, alle drie genoemd naar Nederlandse zendingswerkers: Henk Oostra, Dineke (Groen) en Thijs (Oosterhuis). Alie verdeelde de kamers, waarna we met elkaar nasi aten. Vervolgens moesten de koffers van het dak. Daarna vertrokken Jan, Arjan, Marga en Jenny met de bus naar een huis ietsje verderop, omdat niet iedereen in het gastenhuis kan slapen. Dit is het huis van Indyo, de lokale medewerker van De Verre Naasten, die de kerken hier adviseert bij hun kerkelijke administratie, projectmanagement en de stichting Yakerrsum (ook van de kerk) begeleidt/adviseert bij de uitvoering van de verschillende landbouwprojecten op Soemba. Ook de chauffeurs slapen hier. We moeten hier zuinig aan doen de elektriciteit, want dat wordt geleverd door zonnecellen of een generator. Ook mobiel bereik is hier terplekke een schaars goed, daarvoor moeten we een stukje verderop de berg op. Water is er op ’t moment wel genoeg, want er is hier de laatste tijd erg veel regen gevallen. Maar helaas zijn daardoor de oogsten mislukt…

Na nog wat mandiën – een douche is hier niet, je gooit gewoon een bakje water over je heen – gaan we slapen. Allemaal onder de klamboe, want er zijn hier muskieten… En vanwege mogelijke malaria zijn we allemaal aan ‘de pil’. Maar slapen gaat prima, raampjes open, muskietengaas ervoor en onder een lakentje.


donderdag 28 april 2011

Donderdag 28 april – dolfijnen, kunstenaars in Ubud, sunset in Kuta

’s Ochtends vroeg op in Lovina Beach (Bali): om 5.45 uur kwamen er drie boten uit het donker opdoemen, richting het strand van ons hotel om ons vervolgens mee te nemen om voor de kust dolfijnen te gaan spotten. Alie en Marga waren krap op tijd; 5 minuten ervoor sprongen ze uit hun bed, want een wekker hadden echt ze niet nodig… De bootindeling werd gebaseerd op snorkelaars en niet-snorkelaars, want zeven medereizigers zouden, direct na het dolfijnen spotten, gaan snorkelen in zee. En ook dat moet ’s ochtends vroeg gebeuren, als de zee nog wat kalm is.

We voeren in ranke, smalle bootjes met aan beide kanten een drijver, een stuurman en een lawaaierig motortje de zee op. Onze drie bootjes waren niet de enigen, want vanaf verschillende stranden kwamen er bootjes aangevaren met nieuwsgierige toeristen. In totaal wel zo’n 30-40 bootjes. Langzamerhand kwam ook de zon op, een mooie zonsopgang. En niet veel later: yes, de eerste dolfijn! Wat een snelle, gestroomlijnde vissen zijn dat. Ze zwommen en doken voor de bootjes uit en soms ertussenin, steeds in groepjes van een stuk of 5-10. Af en toe ook een moeder met een kleintje. We zagen zelfs een aantal pirouettes voor onze neus gebeuren. Waarschijnlijk wat macho-dolfijnen… Er werd flink gefotografeerd, maar dat bleek met die snelle beestjes lastiger dan het eerst leek. De meesten van ons borgen het toestel dan ook maar weer op en genoten van het schouwspel. Goed rondkijken en dan hopen dat ze vlakbij je boot opspringen.

Na een uurtje voeren we weer richting de kust. Jaap, Erna, Peter en Jenny waren al eerder vertrokken om te gaan snorkelen. Om Jaap in z’n zwemvliezen te krijgen, moest Jenny al haar verloskundige inzichten gebruiken om dat tot een succes te laten worden. Maar ’t is gelukt! Het snorkelen was zeer de moeite waard:  wat een prachtig gezicht, ’t is net of je in een tropisch aquarium zwemt. Arjan en Marga volgden even later. Al die kleuren en vormen die je onder je ziet zwemmen, schitterend! Zelfs Noord-Balinese tijgervissen op deze locatie… Met wat brood of biscuitjes kon je de vissen naar je toe lokken en eten ze uit je hand.

Tegen een uur of negen waren we allemaal – de niet-snorkelaars waren er natuurlijk al een stuk eerder – terug in het hotel. Na het ontbijt is er nog wat gerust, de tas weer ingepakt en vertrokken we rond een uur of half elf, met beide auto’s. Onderweg hebben we koffiegedronken bij een schitterend uitzichtpunt op een dal met groene sawa’s en vulkaantoppen tegen de achtergrond. De terrassen met rijstvelden waren goed te bekijken. Verderop kwamen we nog een aantal apen tegen, langs de kant van de weg.

Onze volgende stop was het kunstenaarsdorp Ubud. Een Amerikaanse vrouw had ons bij het ontbijt al gewaarschuwd: very busy. Nou, dat klopte inderdaad: druk, druk, druk. Even een uurtje daar over de markt gelopen, een vol pakhuis met allerhande souvenirs, schilderijen, fruit, sarongs en housnijwerk. En afdingen hoort hier bij de nationale gewoonten, maar af en toe voelt het ook wel wat ongemakkelijk om over 1 of 2 euro te onderhandelen…

Terug in Kuta haalden we onze koffers weer van de extra gehuurde kamer en werd er gewassen (en vannacht gedroogd voor de droge lucht van de airco), geshopt, gezwommen en de zonsondergang op het strand bewonderd. We waren niet de enigen; op het strand was het rond half zes het hartstikke druk met mensen die de sunset in Kuta wilde meemaken. Hoge golven op de voorgrond, mooi zonlicht op de achtergrond. Helaas was het net boven zee wat bewolkt, dus zagen we de zon niet in zee zakken…

Om half acht aten we in het restaurant van het hotel. Alie had ons in eerste instantie vrijaf gegeven om op een zelfgekozen tijdstip in het restaurant te eten. Maar iedereen vond ’t veel gezelliger om dat met elkaar te doen, dus spraken we af om half acht. We aten vandaag a la carte, in tegenstelling tot de andere dagen, waarbij Alie vaak een buffet liet samenstellen of op een bepaalde tijd een maaltijd bestelde et eten bestelde. Dat betekende dat we ook flink wat meer tijd voor het eten nodig hadden (tot half 10), maar ’t was heerlijk. Daarna de koffer ingepakt, zodat we morgenochtend om 8 uur bepakt en bezakt aan het ontbijt kunnen zitten.


woensdag 27 april 2011

Woensdag 27 april – Trekking Munduk, massage Lovina Beach

Deze dag begon voor velen van ons - behalve degenen met oordoppen en degenen die hun gehoorapparaat uit hadden - al vroeg: bij het ochtendgloren begonnen de vele hanen in Munduk te kraaien. En de honden te blaffen. Sjonge, wat een beestenlawaai. Is het geen iman, is het nu een ihaan… Die flinke hanen zitten in manden (omgekeerde korven) en zetten de Balinezen in bij hanengevechten. En kukelekuen dat ze kunnen!

En verder: hoera voor jokkebrok Marga, want ’t is vandaag 27 april, haar verjaardag (zie vrijdag 22 april)! We hebben haar vanochtend feestelijk toegezongen en, namens ons allen, leuke cadeaus gegeven: een leuke Bali-tas en een prachtig fotolijstje met een grappige groepsfoto. Dat had je nou niet hoeven doen… Een feestelijk begin van deze dag; dat belooft nog wat. Daar kan geen Hindoestaanse tempelmus tegenop, beste Rinus. Zelfs niet de mus van psalm 84!

Om 8 uur vertrokken we met een lokale gids richting de rijstvelden (sawa’s). Een flinke tocht van stijgen en dalen over glibberige paadjes, vandaar dat Corrie, Rinus en Ada vanochtend niet meegingen. De trekking was geweldig: we liepen door terrassen met rijstvelden, raakten onder de indruk van het eeuwenoude, ingenieuze watersysteem en kwamen allerlei planten tegen: vanille, koffie, kruidnagel, kokosnoot, banaan, citroengras, cassave, cacao, nootmuskaat, etc. Allemaal specerijen die de VOC ooit exporteerde richting Nederland. Bijzonder om die hier in het wild te zien en te ruiken. Tijdens een pauze werden er drie kokosnoten uit de boom gehaald en dronken we die om beurten leeg: heerlijke, koele kokosmelk. Door de dikke schil om de noot, blijft de kokosmelk erin lekker koel. Een paar keer kwamen we, in een stalletje, een koe tegen, soms met een klein koetje erbij (een kalfje, volgens Spakenburger Jaap, maar daar kan ‘ie wel ’s gelijk in hebben, aangezien hij met boerendochter Eeke is getrouwd). Enkelen van ons zijn bij de laatste klim opgehaald door de auto, maar de echte bikkels (Jenny, Hinke, Jaap, Henk, Peter en Arjan) hebben de hele tocht lopend volbracht.

Na een lekkere douchebeurt en koffie/thee met een gefrituurde bananensnack, vertrokken we met beide auto’s richting Lovina Beach, ongeveer een uurtje rijden. Onderweg proefden we nog de durian: een vrucht die flink stinkt en daarom nog nooit door Alie geproefd was. Maar onze chauffeurs vonden dat je Indonesië niet echt beleefd had, als je niet van de durian gesnoept had. Dus aan de kant van de weg zo’n vrucht gekocht (ongeveer zo groot als een flinke ananas), in stukken laten hakken en het vruchtvlees opgegeten. Proefde niet eens zo gek, maar waarschijnlijk lekkerder als juice/sap.

Om half twee kwamen we aan bij ons nieuwe hotel in Lovina Beach, het Adyita Beach Resort, direct aan zee gelegen. Nadat Alie eruit was over de prijs van de kamers en het diner, konden we meteen een afspraak maken voor een massage van een uur. Een flink aantal van ons heeft zich daarvoor opgegeven. Geen verkeerde keuze: in een uur tijd masseerde een Balinese al je spieren, van top tot teen weer los. Anderen vermaakten zich prima met zwemmen in het zwembad/in zee, lezen, puzzelen en foto’s maken van de vogeltjes in de tuin.     

’s Avonds, bij ons dinerbuffet, werd er een Balinese dansvoorstelling: drie meiden in traditionele kledij voerden een sierlijke dans op. Dan doet we hun niet na… Avondsluiting deden we in een ‘pondokje’ (onder een afdakje bij zee), in het donker. Corrie kon met een koplampje mooi Henk bijschijnen, zodat hij de kleine lettertjes in de Bijbel goed kon lezen. ‘Schijn een lichie op mij…’

Morgen vroeg op, om 5.45 uur vertrekken we met bootjes vanaf het strand. Een eind uit de kust gaan we dan, als het goed is, dolfijnen spotten. En voor de liefhebbers is er snorkelen toe. Maar voor nu: welterusten!

dinsdag 26 april 2011

Dinsdag 26 april – van Kuta naar Munduk

Alie bleek ons weer naar een mooi hotel te hebben gebracht, gisteravond laat… Vanochtend konden we alles ’s goed bekijken, prima kamers, lekker zwembad. Wat hier op Bali meteen opvalt, is het hindoeïsme: overal om je heen zie tempels, beelden, kleine offerplaatsjes en offertjes van bloemen (Afrikaantjes, hortensia’s, vers gras, rijst, snoepjes, wierook). Alles om de (voorouder-)goden te vriend te houden. Bijzonder om mee te maken en volledig geïntegreerd in de Balinese cultuur.

Vanochtend hadden we tot 12 uur vrijaf voor ontbijten, zwemmen (zwembad/zee: een prachtig wit zandstrand!), wat shoppen, want Kuta is een echt toeristenoord met volop zonnebrillen, T-shirts, hemdjes, rokjes en allerlei recreatie-activiteiten. Alie en Marga trakteerden zichzelf vanochtend op een uitgebreide massage.

Met twee auto’s vertrokken we - na het uitchecken, het afrekenen van de minibar en het extra boeken van één kamer voor twee dagen (voor onze koffers) - met lichte bepakking richting Tanah Lot, een hindoeïstische zeetempel, gelegen op een rots in zee. ’t Was ongeveer een uurtje rijden. Onderweg kregen we uiteraard een pepermuntje van Rinus: hij heeft voor elke vakantiedag een rol King meegenomen, 25 in totaal! De tempel Tanah Lot is prachtig gelegen en zowat op iedere folder over Bali te vinden. Hoeveel foto’s zullen hier wel niet van gemaakt zijn… Wij deden driftig mee om het aantal geschoten foto’s verder te verhogen. Peter en Erna durfden de overtocht door het lage zeewater aan en hebben in de tempel een reinigingsritueel meegemaakt. En Rinus schoot, met gevaar voor eigen leven, nog wat foto’s van een fotograferende Arjan. Dat kon niet iedereen op prijs stellen…

We sloten ons bezoek aan Tanah Lot af met een lekker kippensoepje in één van de restaurants terplekke. Met wat rijst erbij een prima lunch! En ook hier: offertjes, beelden, kleuren (oranje, wit, geel), parasolletjes en tempeltjes in overvloed. Wat dat betreft, zijn die Balinezen erg kunstzinnig: alles is rijkelijk versierd.

Onze tocht ging verder over het eiland, in noordoostelijke richting. De bergen in. Poeh, flink klimmen. En altijd weer die brommertjes, ook hier. Alhoewel het niet zo’n gekkenhuis is als in die grote Javaanse steden. Voortdurend zagen we prachtige terrassen met rijstvelden, omzoomd met palmbomen en bananenbomen. Ook doemden er flinke vulkaantoppen (+2000 meter) op, omsluierd met wat wolken. Want ’t was inmiddels wat bewolkt geworden. Arjan kreeg nog een sms’je uit Buitenpost, waarin z’n vrouw Marion meldde dat er in Pangandaran een aardbeving was geweest (waar we vorige week donderdag nog waren, nog maar 5 dagen geleden). Marion had dat in Buitenpost van de vrouw van Irvino gehoord. Arjan heeft nog even met hem gebeld: ’t was een kleine beving van 10 seconden, maar men was nog wel even bang dat er een tsunami zou komen. Gelukkig is het rustig gebleven… Raar dat zo’n bericht je dan via de andere kant van de wereld bereikt. Alie was ondertussen ook druk aan het sms’en met Jan, maar dat ging over de prijs, de aankomsttijd en de dinertijd van ons hotel straks. Ook da’s allemaal goed gekomen.

Onderweg maakten we nog een tussenstop bij een tempelcomplex in en bij een vulkaanmeer. Ook hier flitsten onze fototoestellen weer gewillig en snorden de videocamera’s genoeglijk. Wat een prachtige plek! Er was net een feest geweest en de ‘rommel’ werd net opgeruimd. Da’s ook bijzonder om te zien: de zorgvuldig samengestelde offertjes worden zo met de bezem bij elkaar geveegd. Dat zullen we nog veel vaker zien: het neerzetten van de offertjes gaat met veel devotie, maar daarna verregenen ze, waaien ze op straat, verwelken de bloemen. Je staat er zomaar (per ongeluk) bovenop of je ziet ze in de berm liggen… Heel apart.

Eindpunt van onze reis was het dorpje Munduk, op zo’n 1400 meter hoogte gelegen, in de bergen. De weg ernaartoe was een hele belevenis: hellingen met 30% stijgen of dalen vielen ons regelmatig ten deel. Maar de uitzichten waren er ook naar, alhoewel het wel wat heiig en bewolkt was. Tegen zes uur waren we bij ons hotel Guru Ratna, prachtig gelegen met een fantastisch uitzicht. We werden er, als medereizigers van ibu Alie , allervriendelijkst ontvangen.  Vanuit de ‘eetzaal’ en ook vanuit de slaapkamers van Peter en Erna en Arjan, die vannacht in de ‘backpackers-kamers’ sliepen, was het uitzicht fantastisch. Je ziet groene bergen, terrassen met rijstvelden, de zee en vulkaantoppen op de achtergrond. En met de ondergaande zon erbij was het helemaal het fotograferen waard!

Het Balinese eten smaakte ons prima, net als de bijbehorende thee (gemaakt van verse kruiden uit de bergen). Als toetje kregen we groene pannenkoekjes, gevuld met kokos en palmsuiker. Heerlijk. Eerst allemaal één, maar daarna kwam er nog een tweede ronde rolletjes. Maar die waren enkel bestemd voor ‘iedereen die zelf nog geen rolletjes heeft’.

Omdat Munduk niet bepaald stedelijk gebied is, was de sterrenhemel hier goed te zien. Met behulp van Peters mobiele telefoon (en een handige programmaatje van Google) konden we de sterrennacht analyseren. Zo vonden we het Zuiderkruis, dat alleen op het zuidelijk halfrond te zien is. En het kompas van Jaap gaf aan dat de punt van het Zuiderkruis inderdaad precies naar het zuiden wees. Wel klonk er plotseling een ijselijke kreet: Arjan stapte achteruit en raakte prompt aan lager wal. Gelukkig kon hij uit de goot getrokken worden. De schade: een kleine schaafwond aan de knie. 


maandag 25 april 2011

Maandag 25 april – verkenning Kraton Yogyakarta en met Alie naar Bali

Al vroeg klonk er vanochtend gespetter vanuit het zwembad: Peter, Jaap, Corrie en Henk waren daar al vanaf 6.30 uur actief... Ondanks uitslaap-mogelijkheden, staat het interne klokje inmiddels aardig vroeg afgesteld. Vanochtend hadden we een vrije ochtend, aan het eind van de dag reizen we met Alie naar Bali.

Na het ontbijt bleek vlakbij ons guesthouse een lokale groente- en warenmarkt te zijn. De markthal was open vanaf het ochtendgebed – da’s elke ochtend om 4.30 uur, luid en duidelijk te horen – tot ’s middags een uur of drie. Bijzonder om daar als westerling tussen de gewone Indonesiërs rond te lopen, zonder andere toeristen. Wat een geuren: geraspte kokos, gedroogde vis, verse pepertjes, opgedroogd zweet, gekookte soep, gebakken kroepoek, verse meerval… En kleuren: oranje wortels, rode chipszakjes, roze darmen, grijze vissen, gele bananen, groene paprika’s, lichtblauwe onderbroeken, zuurstokroze haarknipjes, witte kroepoek. We keken er onze ogen uit: koeienpensen- en hersens, zomaar een ‘dokter’ die je bloeddruk kan meten, oude vrouwtjes met verse groenten, levende vissen, een geitenkop, geslachte kippen (en kippenkoppen en -poten). Een hele belevenis en erg fotogeniek!

Om 11 uur stonden onze koffers in de bus en vertrokken we richting een batikfabriek. Mooi om te zien hoe echte batikstof helemaal handmatig gefabriceerd wordt. Een precies proces, waarmee of met de hand patronen getekend of gestempeld worden op witte stof (katoen of zijde). Dat tekenen of stempelen gebeurt met was, zodat bij het verven van de stof daar straks geen kleur komt. Andere medewerkers kleuren de patronen in, krabben de was eraf en wassen de stof uiteindelijk in heet water of benzine (bij zijde). Het resultaat: prachtige, handgemaakte batikstof, waarvan overhemden, sarongs, hemdjes, sjaaltjes gemaakt kunnen worden. Uiteraard kon er in de shop gekocht worden; enkelen van ons verschaften zichzelf zo’n mooi kledingstuk. Uiteindelijk moest Alie nog de vaart erin zetten om de winkel weer te verlaten, omdat we richting het Kraton (paleis) van Yogyakarta gingen. En dat sluit om 2 uur ’s middags.

Het Kraton Ngayogyakarta Hadiningrat wordt nog steeds bewoond door de sultan van Yogyakarta, inmiddels is het de 10e in rij (sultan Hamengkoeboewono X). Vroeger regeerde de sultan over het Javaanse rijk, tegenwoordig is de sultan gouverneur van het gebied. Regelmatig komen hier wereldleiders op bezoek, ook onze Oranjes hebben hier connecties. Hij woont hier samen met z’n vrouw en vier dochters. Eigenlijk is het nog wachten op een zoon… We kregen een gids in traditionele kleding mee, compleet met zwaard op z’n rug. De man sprak wat beroerd Nederlands, maar enkele woorden heeft hij een keer of honderd herhaald: mannelijk, vrouwelijk, water, voer, loecht en aarde. Voortdurend bleek in het kraton dergelijke symboliek te vinden te zijn. Hij legde uit dat het paleis precies middenop Java ligt, als een navel op de buik. In de verschillende paleisgebouwen waren vooral veel foto’s en voorwerpen te vinden van de vorige sultan (de 9e sultan), met de toepasselijke naam sultan Henkie. Onze eigen Henk steeg meteen een stuk in aanzien… Sultan Henkie studeerde in Leiden, samen met prinses Juliana en was later ook betrokken bij de onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië (in 1949), tegen de zin van de Nederlanders. Yogyakarta is toentertijd ook even hoofdstad van de nieuwe republiek geweest. Op een gedenksteen liet sultan Henkie – in het Nederlands – optekenen: ‘Al heb ik een uitgesproken westerse opvoeding gehad, toch ben en blijf ik in de eerste plaats een Javaan’.

Na het Kraton begaven we ons per bus naar de Jalan Malioboro, de bekendste winkelstraat van Yogyakarta. In een groot winkelcentrum – wat zijn de verschillen tussen arm en rijk in dit land toch enorm groot – deden we ons de pizza’s van Pizzahut goed smaken. Daarna hadden we twee uurtjes vrijaf om te winkelen, in en buiten het winkelcentrum. Ondertussen barstte er ook nog een stevige, tropische bui los. Handige jongetjes maakten meteen van de nood een deugd: voor een paar duizend roepia’s kon je een paraplu van hen lenen en daarmee naar de overkant van de straat lopen. En ondertussen renden die jochies drijfnat achter je aan, zodat je aan de overkant de paraplu weer terug kon geven.

Om half 5 troffen we elkaar weer bij McDonalds, waarna we met de bus richting vliegveld reden. Koffers uitgeladen en daarna onze chauffeur (Pa Nour) uitgezwaaid. Vriendelijke vent en een prima chauffeur. Vervolgens de koffers en wijzelf door de scan en ingecheckt bij Lion Air. Alle koffers kwamen op naam van Erna, dus die is met flink wat ‘overgewicht’ naar Bali gevlogen… Alhoewel dat vliegen nog wel even duurde: we waren flink op tijd op het vliegveld (half zes) en vlogen uiteindelijk, vanwege een uur vertraging om half 10. Ondertussen hebben we tijd gedood met lezen, mensen kijken, rondneuzen in de boekenwinkel (met een hele batterij aan religieuze boeken, alle godsdiensten waren vertegenwoordigd , van de Dalai Lama, de Koran tot aan een boek met Bijbelse quizvragen, gebroederlijk (of gezusterlijk?) naast elkaar. Om half tien konden we naar ons vliegtuig lopen en ons opvouwen in onze stoelen. Rinus met z’n lange benen kreeg – samen met zijn Ada – een ruimer plekje bij de deur.

De vlucht naar Denpasar duurde een uur, maar door het tijdsverschil moesten onze horloges bij aankomst een uur extra vooruit. Dus was het ineens half twaalf. Onderweg kregen we niet iets te eten/drinken aangeboden, dus was Jaap wel genoodzaakt om Eeke’s tas te doorzoeken op iets eetbaars. En zowaar… daar was nog een kuipje aardbeienjam te scoren van een vorig hotel. Jammiejammie, heeft ‘ie lekker leeggesmikkeld…

Bij aankomst werden we opgehaald door twee grote auto’s van ons hotel. Met dertien personen incluis bagage was dat flink proppen, maar ’t was maar tien minuutjes rijden. Vol verwachting waar we nu weer terechtgekomen zijn, zijn we deze Tweede Paasdag gaan slapen. De benjamin en de walrus zochten voor het slapengaan nog even het zwembad op. Heerlijk, even afkoelen.

P.S. dit dagverslag is de volgende ochtend gemaakt (dinsdag), in het restaurant van ons hotel. Bali is prachtig, heerlijk weer en een mooi strand om de hoek. Wel een stuk toeristischer dan Java. Tekenend daarvoor is de muziek bij het schrijven: instrumentale versies van ‘Het kleine café aan de haven’ en ‘De meeste dromen zijn bedrog…’.

zondag 24 april 2011

Zondag 24 april – Pasen: een rustdag in Yogyakarta

Halleluja, de Heer is waarlijk opgestaan! Selamat Paskah (fijne Paasdagen).

Na het ontbijt (rond 7 uur) vertrokken we om half acht richting de kerk. Vandaag bezochten we een dienst van de gemeente ‘Marga Mulya’ van de Gereja Protestan di Indonesia bagian Barat (GPIB), een selfsupporting Indonesische  kerk, begin vorige eeuw ontstaan uit de zending vanuit de (ongesplitste) gereformeerde kerken in Nederland. We waren flink op tijd, dus konden wat foto’s maken van het gebouw. Binnen stonden mooie teksten te lezen, zoals boven de preekstoel: die in my gelooft, heeft het eeuwige leven. We werden uitgenodigd om op de voorste rij te zitten.

Van de dienst (vanaf half 9, plus 10 minuten) konden we weinig volgen, maar meelezen uit het Paasevangelie ging prima. Ook bijzonder is hier de gewoonte dat de lezing van de preektekst door de hele gemeente wordt gedaan: de predikant (vandaag helemaal in het wit, de kleur van Jezus’ opstanding) leest ’t in stukjes voor en de gemeente zegt het dan na. Het meezingen van de Paasliederen (op de beamer) was mooi. Ondanks dat je eigenlijk niet weet wat je zingt, zijn sommige melodieën bekend en voel je de verbondenheid met Indonesische gelovigen als je met hen meezingt. De Geest spreekt alle talen! Tegen tienen was de dienst afgelopen.

Terug in het hotel dronken we koffie met lekkere koek (brownies) erbij. Daarna is er geslapen, gezwommen, gerust. Om 2 uur zochten we weer een restaurantje in onze straat op, deze keer van een Nederlandse eigenaar. Allemaal een lekkere versgeperste fruitdrank en daarbij gado gado, kippensoep, salade niçoise of een uitsmijter. Helemaal prima. Arjan, Henk en Rinus verschaften zich vervolgens nog een handgemaakt batik-shirt.

Om 5 uur luisterden we naar een toepasselijke Paaspreek over de Emmaüsgangers en zongen we - heerlijk buiten - een aantal liederen om Jezus’ opstanding te vieren. Tegen 7 uur kwam de eigenaar van het lokale reisbureau hier in Yogyakarta (Pondok) ons ophalen: na het afrekenen met Alie nodigde hij ons uit voor een maaltijd op een kampong, net buiten de stad. Daar maakt een vrouwtje zulke lekkere mie dat mensen van heinde en ver daarnaartoe komen om het te eten. Met twee auto’s reden we erheen (de bus paste niet door zulke kleine straatjes…) en het was heerlijk. Vooraf kregen we wat kroepoek en sojaboontjes (vers uit de schil) te eten. Henk heeft ook nog een groen pepertje geproefd, maar dat bezorgde hem een flinke huilbui… Het pepertje zelf viel wel mee, want dat had hij vakkundig van de pitjes ontdaan. Maar daarna wreef ‘ie nog even langs z’n oog. En dat had ‘ie nou niet moeten doen… De mie met kip was inderdaad heerlijk. En de sfeer zat er goed in, alhoewel er wel een scheiding der geesten ontstond. Gelukkig is alles in de auto weer goed gekomen… Pondok, bedankt!

zaterdag 23 april 2011

Zaterdag 23 april – via de Borobudur naar Yogyakarta

Vanochtend was, ondanks een uitgelezen uitslaap-mogelijkheid, iedereen al rond een uur of zeven van bed af. Kwestie van gewenning… Omdat we vanochtend wel even de tijd hadden, ging de een even wandelen over het prachtige resort waar we vertoeven, anderen gingen zwemmen, weer een ander dronk een bakje koffie voor het appartement, heerlijk in de zon, met een boekje erbij.  Nu het licht was geworden, ontdekten we dat we terechtgekomen waren op een prachtige plek: veel groene struiken, bloemen, allerlei soorten bomen, verschillende vogeltjes, vlinders, stromend water, uitzicht op een vulkaantop en hagedisjes in de boom (door Hinke ontdekt). Ook het ontbijt was uitgebreid en prima verzorgd.

Tegen 11 uur vertrokken we met de bus, op weg naar de boeddhistische tempel Borobudur. Omdat we daar niet op het heetst van de dag terecht wilden komen (in zo’n bak stenen kan het ontzettend heet worden…), maakten we een tussenstop bij een zilversmid: Borobudur Silver. Een Nederlandssprekende medewerker legde ons precies uit hoe zilveren sierraden worden gemaakt. En we zagen enkele smeden aan het werk: prachtige dingen kunnen ze maken. Uiteraard kon er terplekke gekocht zilveren sierraden en souvenirs gekocht worden. Zo’n buitenkans lieten Marga en Eeke niet zomaar aan zich voorbij gaan… In het restaurant terplekke dronken we nog wat, de meesten kozen voor een traditionele drank met o.a. kaneel en gember. Een prima keuze.

Alie had ons van tevoren al gewaarschuwd dat er bij de Borobudur veel verkopers zouden zijn. Nou ze kreeg gelijk: tassen, batik-blouses, postzegels, bromtollen, boeken, kaarten, waaiers, parachutes, koelkastmagneten… En natuurlijk ‘niet doer’. Meteen toen we de bus uitstapten, werden de koopwaren enthousiast en vriendelijk onder onze neus gehouden. Snel door naar de ingang van het tempelterrein, want daar mogen de verkopers niet komen… We gingen naar binnen via de ingang voor international visitors (die moeten hier extra betalen) en werden verwelkomd met een flesje water. Ook kregen we allemaal een sarong (een lap stof die je als rokje moet dragen) omgebonden. Een charmant gezicht, vooral bij de mannen in ons gezelschap…

Met een Nederlandssprekende gids gingen we het tempelterrein op. Na op de foto te zijn gezet, klommen we de tempel op. De gids vertelde honderduit over de ontstaansgeschiedenis, de symboliek en de religieuze betekenis van de Borobudur. Teveel om hier te herhalen… De Borobudur (het grootste boeddhistische heiligdom te wereld en de populairste toeristische bestemming op Java) is gebouwd tussen 750 en 825. Wat een klus! Hoe ze dat toen voor elkaar gekregen hebben…  In de honderden jaren daarna is de Borobudur letterlijk ‘uit beeld’ geraakt: het boeddhisme verdween uit de regio (en vanaf de 15e eeuw vervangen door de islam) en door enkele vulkaanuitbarstingen raakte het tempelcomplex bedekt onder een dikke laag vulkaanas en overgroeid met jungle. In 1814 ontdekten de Nederlanders, in opdracht van de Engelsen, het monument opnieuw. In de afgelopen is de tempel, ondermeer met Nederlands geld, gerestaureerd en staat het sinds 1991 op de Werelderfgoedlijst (van Unesco).

Opvallend is de symmetrie in het tempel gebouw, waarbij geldt dat hoe hoger je komt, hoe dichter je bij de hemel (nirwana) komt. De complete tempel bestaat uit zes vierkante terrassen die naar boven toe kleiner worden, waardoor een piramidevorm ontstaat (stoepa). Daar bovenop zijn drie ronde terrassen, met helemaal bovenop de centrale stoepa. Op die vierkante terrassen zijn galerijen met reliëfs over het leven van Boeddha en ook scenes uit het dagelijkse leven van die tijd. In totaal gaat het om 2672 (!) van die reliëfs. Rinus, Ada, Corrie en Alie bleven verder beneden, de rest van de groep klom verder de Borobudur op. Op de bovenste drie etages staan 72 kleine stoepa's, gebouwd rond de centrale stoepa. In al die 72 ministoepa’s bevindt zich een boeddhabeeld. Wat goed te zien was, is dat de open gaten in de onderste ministoepa's op hun punt staan (de weg is nog onzeker) en in de bovenste stoepa's vlak, horizontaal (de weg is duidelijk, het geloof stevig). Boven is het druk met toeristen, alhoewel dat vooral veel Indonesiërs zijn. En die willen (uiteraard…) graag met buitenlandse toeristen op de foto. Arjan en Jaap zullen binnenkort wel ergens in een Indonesisch fotoalbum prijken…

Afdalen was voor de hoogtevrezer Erna nog een spannend avontuur, maar ’t is allemaal goed gekomen. Op weg naar de uitgang moesten we onze sarong weer inleveren en raakten we terug in het domein van de souvenirverkopers. Enkele roepia’s later en wat spullen rijker (batik-tassen, bromtollen, waaiers en een boek) dronken we nog een bakje koffie met en banaan erbij. Onze beide buschauffeurs stonden ons lachend op te wachten:  het aantal mensen dat zich richting de bus begaf, bleek verdriedubbeld. Allemaal met twee verkopers aan onze zijde… Zelfs door de raampjes van de bus werd de koopwaar aangeboden. Binnen hebben we onze aankoopprijzen nog even vergeleken en konden toch niet aan de conclusie ontkomen dat we misschien toch nog teveel betaald hadden. Maar ach… die paar euro’s, hebben de verkopers ook ’s een goeie dag.

Om een uur of half vier vertrokken we richting Yogyakarta. Met de nodige stuurmanskunst wist de chauffeur de bus door de file te manoeuvreren. Wat een verkeerschaos is het hier af en toe… Onderweg kwamen we langs een indrukwekkende modderstroom met van vulkaanas van de Merapi (die vlakbij Yogyakarta ligt). Door de vele regenval de laatste tijd was de aslaag gaan schuiven en een flinke modderstroom (eigenlijk: vulkaanasstroom) veroorzaakt. Enorme stenen waren meegesleurd, huizen verwoest en palmbomen geknakt. Wat een imposant natuurgeweld…

Onze nieuwe onderkomen is Wisma Gajah, van een andere categorie dan waar we vanochtend waren, maar nog steeds een prima guesthouse. Na het verdelen van de kamers hebben we wat gerust en gezwommen in het zwembad terplekke. Om 7 uur hebben we verderop in de straat – ons guesthouse zit in een toeristisch straatje hier in Yogyakarta – lekker gegeten, compleet met live muziek.


vrijdag 22 april 2011

Vrijdag 22 april - Pangandaran-Magelang

Vandaag hadden we een fikse reis voor de boeg, de langste busreis van deze vakantie, zo’n 200 kilometer. En zoals al eerder gezegd, da’s in Indonesië een flink eind. Om 6 uur werden we gewekt door het hotelpersoneel, om 6.15 uur stonden de koffers bij de bus en na het uitgebreide ontbijt (en een stevige regenbui) vertrokken we om 7.15 uur uit Pangandaran.

Via Alie hadden de chauffeurs ons al gewaarschuwd dat een deel van de route hobbeldebobbel zou worden. En dat dat gewiebel niet aan hun stuurmanskunsten lag, maar aan de belabberde staat van de weg. Nou, ze hebben gelijk gekregen. Het eerste stuk, over het platteland van Midden-Java, was inderdaad een flinke schommelweg. Al slingerend probeerde de chauffeur de grootste kuilen zoveel als mogelijk te ontwijken. Spontaan werd ‘In een rijtuigie’ ingezet, maar toen Vinkeveen maar steeds niet in beeld kwam, verstomde het gezang spoedig. Wel gaf de langzame gang ons goed de mogelijkheid rond te kijken; soms waanden we ons in een Conimex-achtige sfeer, met hardwerkende mannen en vrouwen op de uitgestrekte rijstvelden (met van die ronde, Conimex-zonnehoeden), fietsen en scooters met allerhande bepakking, allerlei stalletjes en winkeltjes langs de weg, af en toe een brug, riviertje of spoorlijn en palm- en bananenbomen in overvloed.

Rond een uur of twaalf lunchten we in een Oosterse versie van McDonalds of Ikea-restaurant, compleet met een alternatieve ballenbak voor de kinderen, vriendelijk personeel en een flink buffet. Wij kozen - op aanraden van Alie - voor een gevulde ossenstaartsoep met een portie rijst. Ook kwam het personeel vragen of er iemand van de groep in april jarig was. En onder grote groepsdruk bood Marga zich aan; ineens bleek ze haar verjaardag op 27 april te vieren. Net als onze kroonprins. Dat is zelfs schriftelijk door haar vastgelegd op een formuliertje, de jokkebrok. En zoiets moet natuurlijk uitgebreid gevoerd worden, hieperdepiep hoera! Onze wannabe-jarige werd flink in het zonnetje gezet. Er werd ‘Lang zal ze leven’ gespeeld, er werd door het restaurantpersoneel voor haar gezongen en ze kwam op de foto met een feesthoed, bloemenketting en een heus Happy Birthday-bord boven haar hoofd. En als klap op de vuurpijl kreeg ze ook nog een lekker gebakje. En blij dat Marga met dit verjaardagsfeestje was… Gelukkig hebben we de foto’s nog.

Ons reisdoel voor morgen (zaterdag) is de boeddhistische tempel Borobudur, maar omdat het hotel op het tempelterrein bezet is vanwege festiviteiten, slapen we vannacht in een hotel in Magelang. Da’s een klein uurtje rijden vanaf de Borobudur. Onderweg kreeg Arjan, vanwege een sms’je over eerdere plasactiviteiten van een der medereisgenoten (zie de blog van precies een week geleden, zaterdag 15 april) zo’n aandrang dat hij verzocht tot een korte sanitaire stop. Dat werd uiteindelijk een bananenboom. Ook hiervoor geldt: gelukkig hebben we de foto’s nog…

Uiteindelijk kwamen we om 17.30 uur aan bij ons hotel in Magelang (Hotel Puri Asri). Da’s dus 200 Indonesische buskilometers in iets meer dan 10 uur (met een uurtje lunchpauze). Dan zit je vanuit Nederland al middenin Frankrijk… Maar goed, ons hotel bleek een luxe onderkomen te zijn; allemaal kregen we een prachtige kamer toegewezen. En omdat het bij aankomst al zo goed als donker was, zijn we erg benieuwd naar het uitzicht, morgenvroeg.

Het diner was heerlijk (soep vooraf, rijst, kip, vis, een toetje en koffie/thee na); de obers liepen hier keurig in pak/stropdas/vlinderstrik. Na het eten hebben we samen stilgestaan bij Goede Vrijdag, buiten in de openlucht. We hebben met elkaar gezongen, uit de Bijbel gelezen, geluisterd naar een korte overdenking, naar Goede Vrijdagmuziek en hebben we met elkaar gebeden. Dat was mooi, zo samen met elkaar, met bekende woorden in een ver land. Morgenochtend doen we het rustig aan, pas om een uur of elf vertrekken we uit dit hotel, rijden we wat rond en na de grootste middaghitte begeven we ons richting Borobudur. En het gekoelde bier uit de minibar smaakte prima!

donderdag 21 april 2011

Donderdag 21 april - rond Pangandaran

Het personeel van ons hotel (jonge jongens en meiden) spreekt - naast Engels - ook wat Nederlands. Zo weet de jongen bij het ontbijtbuffet zijn Indische hapjes prima aan de man te brengen: ‘Lekker, alles proberen’. En ’t was het proberen meer dan waard: een rijstrolletje met kip erin, opgerold in een bananenblad en een soort pannenkoekje van groen meel met er binnenin suiker en kokos. Heerlijk!

Tegen 8.15 uur vertrokken we met een lokale, Nederlandssprekende gids: hij had een mooi programma voor ons samengesteld. We reden eerst een stuk langs zee. Daar waren de gevolgen van de tsunami die Pangandaran op 17 juli 2006 trof nog goed zichtbaar: hele stukken leeg land, waar vroeger een school, hotels, restaurants en heel veel kleine bamboehuisjes stonden. Nu staan alleen de palmbomen er nog… Een desolaat landschap, getroffen door een metershoge vloedgolf die zo’n 500 slachtoffers naliet. De begraafplaats, waarvan deels een massagraf, is de stille getuige… Langzaamaan wordt in Pangandaran de draad er weer opgepikt en komt het toerisme in deze bekendste badplaats van Java weer op gang. 

Onze eerste stop was bij een kroepoekfabriekje: allereerst wordt van cassavemeel deeg gemaakt. Dat wordt vervolgens gemengd met een brij van gekookte vis en garnalen. Daar worden, tegenwoordig machinaal, vroeger met de hand, spaghettisliertjes van geperst, die op kleine hoopjes komen. Die ‘hoopjes’ komen bij elkaar op kokokmatjes te liggen en die worden een uur gestoomd in een stoomkast. Daarna worden de gestoomde ‘hoopjes’ 1-2 dagen buiten te drogen gelegd. Nu kun je ze zo bewaren (voelt aan als vermicelli), maar voordat je ze als kroepoek wilt eten, moet je ze nog bakken in olie. En dan gaan er tien ‘spaghettikroepoeks’ in een zakje en die worden verkocht voor 1000 Rp (da’s 8 cent). Heel wat werk voor zo’n beetje geld… Het fabriekje hier biedt werk aan 12 mensen.

Na de kroepoek reden we verder naar een prachtige, oudere mevrouw die palmsuiker maakt. We kregen er een kopje thee te drinken, met een ‘snoepje’ van gestampte pinda’s, kokos en palmsuiker erbij. Palmsuiker wordt gemaakt van het sap van de kokoksnootbloem (klapper). Onder de bloem hangt een emmertje of een plastic zak en gedurende de bloeitijd (zo’n 40 dagen) stroomt er elke dag anderhalve liter vocht uit de bloem. De mannen klimmen dan steeds naar boven om het sap op te halen, dat vervolgens urenlang wordt gekookt, zodat het indikt tot bruine, karamelachtige suiker.

Verderop in hetzelfde dorpje - we waren inmiddels echt op het platteland terechtgekomen, op een echte kampong - waren mannen bezig om de vruchten van de kokospalm te ontdoen van de schil. Daar binnenin zit de kokosnoot, zoals wij die kennen. Daar kan kokosolie uit geperst worden. De vezels in de schil kunnen gebruikt worden voor sisalmatten en wat overblijft is prima brandstof. Ook was een mevrouw bezig met het maken van ‘dakplaten’ van palmbladeren (van de moeraspalm).

Ietsje verderop kwamen we terecht bij een wayangpoppenmaker en -speler (wayang golek). De koppen van deze poppen worden uit hout gesneden en prachtig beschilderd; het zijn ware kunstwerken. Elke pop, met een draaibaar hoofd en beweegbare armen, heeft z’n eigen karakter, vaak ook gelinkt aan Indiase, hindoestaanse verhalen en karakters (goed en kwaad). Een goed poppenspel neerzetten, waarbij elke pop z’n eigen stemmetje en bewegingen heeft, vraagt flink wat oefening van de poppenspeler (dalang). Onze dalang van vandaag gaf een ware show weg, zelfs nog een stukje in het Nederlands. Erg knap gedaan!

Daarna reden we door naar de Green Canyon: een prachtig stuk natuur. Met drie ranke motorbootjes (met zijdrijvers) voeren we over een smaragdgroene rivier, met links en rechts een woud in alle kleurschakeringen groen die je maar kunt verzinnen, bananenbomen, palmbomen, teakbomen, lianen. We spotten er een zonnende varaan, maar voordat we de fototoestellen goed en wel bij de hand hadden, was ‘ie alweer verdwenen. Datzelfde gold voor de ijsvogel die Marga (mazzelaar!) zag zitten. Na een minuutje of tien varen, kwamen we in een kloof met hoge rotswanden en een waterval. Een prachtig gezicht, vele foto’s zijn er gemaakt. Wat een natuurschoon, super! Heerlijk ontspannen, zo’n tochtje over het water: mooie natuur om je heen, koel water (Erna heeft zelfs haar voeten overboord, schijnt te helpen tegen dikke enkels, een vrouwenkwaaltje), een fris windje en een lekker zonnetje erbij.

Terug bij de bus nam de gids ons mee naar de laatste ‘attractie’: een bamboe-hangbrug over diezelfde groene rivier. Vooral de lokale mensen hier maken er gebruik van, er kunnen er maximaal  zes tegelijk op, anders gaat ‘ie teveel wiebelen. Men gaat er om beurten lopend of met de scooter overheen. Een hele belevenis, want wiebelen kan die brug inderdaad… Rinus bleek ineens over een goed stel zeebenen te beschikken en Alie liep strak naar de overkant, de blik op oneindig. Mij maak je niet gek…

Na de bamboebrug zetten we voor onze lunch - ’t was inmiddels half één - koers richting Batu Kara, een vissersplaatsje zo’n 30 km ten westen van Pangandaran. Er was daar een mooie, beschutte baai, waar we neerstreken bij een visrestaurantje. Omdat de vis een hele tijd op zich liet wachten, namen Peter, Erna en Arjan een lekkere duik in zee. En zowaar, Peter spotte er met z’n zwembril op een heuse West-Javaanse tijgervis (niet de verwarren met de Oost-Javaanse versie, maar daarvan is de gele bandering bij dit gitzwarte visje wat grilliger). Ook Erna en Arjan konden - met zwembril - dit bijzondere schepseltje aanschouwen. Joepie!

De vis op ons bord was prima: met elkaar maakten we zeven exemplaren soldaat. Met z’n tweeën één vis. Behalve Jaap, die deed zich met zichtbaar genoegen tegoed aan een hele vis. Verder garnalen, rijst en zoet-zure saus erbij. En dat zittend op het strand, in de schaduw. Ronduit genieten.

Terug naar Pangandaran was het een uur rijden over een hobbeldebobbel-weg, echt over het Javaanse platteland. Elke keer is het weer een verrassing wat je te zien krijgt: veel moskeeën, lagere scholen, kinderen in schooluniform, kleine winkeltjes, bandenplakservices, visvijvers, bananenbomen, palmen, benzineverkoop (in flessen), prachtige oude Javanen, scooters, vrachtwagen met stenen of hout, etc. Terug in het hotel (om een uur of vier) werden we ontvangen we een bakje koffie/thee en gebakken cassave en ‘broodboomvruchten’. Daarna hebben de meesten nog even in het zwembad gepoedeld en nog wat gelezen/gewassen/uitgerust. Om half acht werd het dinerbuffet geserveerd, was weer prima. Het toetje (lekker ijs) kregen we van Peter en Erna bij de overburen, ter ere van hun 32 jaar. Bedankt!

woensdag 20 april 2011

Woensdag 20 april – van Bandung naar Pangandaran

‘Als nasi kan, dan kan patat ook!’ Zo, die staat. Marga was vanochtend de enige die de versgebakken frietjes nam, ’s ochtends vroeg om 6.30 uur. De rest zag zo’n vette hap niet zitten, maar deed zich genoegzaam tegoed aan gebakken toast, rijstkoekjes, omeletjes en fruit. En Marga dus aan patat. Al om 6.15 uur stonden onze koffers klaar bij de bus, zodat we vlot konden ontbijten en uiteindelijk om 7.15 uur bij ons hotel in Bandung wegreden. Op weg naar Pangandaran. Helaas was Ada het eerste deel van de reis niet erg lekker, maar met drie verpleegkundigen aan boord en broeder Rinus ernaast, knapte ze zienderogen weer op!

Vanuit Bandung reden we over het platteland van West-Java (Jawa Barat). Een prachtig landschap met vulkanische bergen, veel bananenbomen en kokospalmen, een moskee of twee in elk dorp, visvijvers en heel veel rijstvelden. Soms als uitgestrekte vlakten, vaak ook op terrasjes tegen de berghelling. Een prachtig gezicht: al die kleuren groen alleen al… Zulke rijstvelden (sawa’s) zijn kleine, omdijkte akkertjes. De manier van rijstbouw is eeuwenoud. Na de oogst ploegt de boer het land, met de hand, met een buffel en soms machinaal. Daarna planten vrouwen de jonge zaailingen van de rijstplant (die ze op andere akkertjes hebben opgekweekt) in een laagje water. Ze staan daarbij tot flink over de enkels in de blubber. Tijdens de groei van de rijstplant, een graansoort, laat men het waterniveau stijgen. Een interessant stukje watermanagement, volgens Henk, onze eigen Willem-Alexander. Als de rijstplanten dan volgroeid zijn, laat men het water weer weglopen om te oogsten. De planten worden afgesneden en de rijpe halmen worden uitgeschud. De aren worden vervolgens te drogen gelegd en daarna gemalen (om het vliesje van de rijstkorrel af te krijgen). Met de bus stopten we bij zo’n rijstveld, waarbij we mooie foto’s/filmpjes konden maken van de aanplant van rijstplantjes. En voor wat, hoort wat, dus de hardwerkende, giechelende ibu’s wilden daarvoor graag wat geld zien…

In een wegrestaurant lunchten we zo tegen 12 uur: soto ayam (kippensoep met rijst) of gado gado (een groenteschotel met pindasaus) en een kop koffie of thee. Daarna was het nog een kleine drie uur rijden naar Pangandaran. Op de kaart lijken het helemaal niet zulke einden, maar hier in Indonesië rijdt ’t niet echt door: stijgen, dalen, inhalen, opstoppinkjes in dorpjes… In totaal reden we vandaag zo’n 200 kilometer en waren we van 7.15 tot ongeveer 15.15 uur onderweg (met een pauze van 12.00-13.00 uur).

We werden bij ons nieuwe hotel ontvangen met een kokosnoot met kokosnotensap en een rietje. En chips van de broodboom. Dat smaakte prima. Nadat de kamers waren verdeeld, begaven we ons richting zee. Peter, Henk en Arjan waren bijna niet te houden, want ’t was een echte ‘mannenzee’: eentje met mooie, flinke golven. Het water van de Indische Oceaan was heerlijk van temperatuur; je dook er zo in. Zelfs Jaap moest er na een tijdje aan geloven, maar mooi dat ‘ie het vond. De golven waren super: na elke golf moesten we weer de zwembroek ophijsen. Maar ook de dames uit het gezelschap wisten wel raad met zo’n golfzee: Marga, Jenny, Erna, Alie en Corrie deden flink mee. Gelukkig verdween de zon achter de wolken, dus raakten we niet verbrand, terwijl de temperatuur heerlijk bleef.

Rinus liep, met de opgeknapte Ada (gelukkig!) aan zijn zijde, zo trots als een pauw over het strand: een leuk Indonesisch meisje wilde graag met hem op de foto. Zoiets laat Rinus zich geen twee keer zeggen. En warempel, even later lukte het Arjan ook…

Na wat schoonspoelen in het zwembad van het restaurant aten we om 19.00 uur. Dat was weer prima! Na het eten werd er nog wat gewandeld langs de boulevard, uitgerust en ontmoette Arjan opnieuw Irvino, die hij op dag 1 in Jakarta ook al ontmoette. Morgenvroeg uitslapen, pas om half 8 uur ontbijten. Welterusten!


dinsdag 19 april 2011

Dinsdag 19 april - naar de vulkaan

Na de klaagzangen van beide nabijgelegen moskeeën (om 4.30 ’s ochtends), klonk er vlak voor 7 uur opnieuw gezang: Lang zullen ze leven, want Peter en Erna zijn vandaag 32 jaar getrouwd. Van harte gefeliciteerd! Na een uitgebreide ontbijt vertrokken we om 7.15 uur richting de vulkaan Tangkubang Perahu. Omdat het nog zo vroeg was, konden we mooi vlot Bandung uit. Langs de hele weg weer stalletjes met allerhande koopwaar. Je kunt het eigenlijk zo gek niet bedenken, of het is wel te koop: banden, knalpotten (uitlaten), allerlei soorten groenten en fruit, houten meubels, water, beltegoed (en overal reclame daarvoor), konijntjes, nasi in alle soorten en smaken, vogelkooitjes.  Rinus kon er zo bij gaan staan, want ‘van hem is alles te koop’. Behalve Ada, he he.
Na het inslaan van wat fruit (ananas en snot-fruit, geen idee hoe het heet, maar ’t smaakt wel lekker), bereiken we toegang naar de krater van de nog actieve vulkaan Tangkuban Prahu (dat betekent ‘omgekeerde prauw’). De top ligt 2084 m hoogte, de laatste uitbarsting (in totaal waren er drie) was in 1969. Omdat onze eigen bus de tocht naar boven niet kon trekken, stapten we over op een lokaal busje. Dat paste precies, aangezien Indonesiërs een iets kleiner formaat hebben dan Hollanders en het dus eigenlijk ruim zou moeten passen… Meteen werden we belaagd door verkopers van ansichtkaarten, handige tasjes, stenen olifantjes en kettingen. Toen we wegreden, dachten we dat we mooi van ze af waren….

Maar niets bleek minder waar te zijn: bovenaan, bij de krater, stonden tientallen verkoopgrage handelaren ons op te wachten: eerst wandelen, dan kopen. Ze spraken verrassend goed Nederland en snapten meteen wat de bedoeling was. Het uitzicht was prachtig: onderin een dal met grijze stenen en kalkafzetting zag je de zwaveldampen omhoogkomen. En je rook het ook: rotte eieren. Na er wat rondgekeken en van het vergezicht genoten te hebben, daalden we met de benenwagen af naar de krater Kawah Domas. We volgen een flink dalend pad (met af en toe traptreden, die soms ook nog ’s wat glad waren), met prachtige, hoge bossen om ons heen. We waanden ons in het oerwoud. Bij deze afdaling werden we vergezeld door een lokale gids en een aantal van zijn maten. Zij hielpen Corrie (met haar kunstknie), samen met Henk, zeer gentle naar beneden, Eeke werd vergezeld door twee heuse bodyguards en ook Jaap had een lokale vriend. Rinus’ rugzak werd zelfs door een van de jongens gedragen. Maar… niks voor niks natuurlijk: allemaal hebben ze een deel van hun koopwaar (kettingen, armbanden, olifantjes) kunnen slijten aan hun ‘maatjes voor even’. Maar deze afdaling was de moeite meer dan waard: bij de krater konden we heerlijk uitrusten met de voeten in een warm zwavelbad. En in de geiser, waaruit hete zwaveldampen kwamen, kookten we een eitje. Met een bijzonder ‘maanlandschap’ om je heen: borrelende, dampende stroompjes warm water, gele zwavelafzettingen en grijze stenen. ’t Was prima vertoeven daar…

Na een bakje koffie daalden we verder af richting de bus. Jenny en Arjan hadden wat moeite de rest van de groep bij te houden: er waren ook zoveel mooie plaatjes te schieten! Zelfs scoorden ze nog een mooi kolibrieachtig vogeltje (blauwe kop, rode borst, krom snaveltje) en een soort eekhoornachtig beest. Bij de bus aangekomen, reden we verder richting Ciater (8 km verderop), waar we een bad namen in een zwembad met water uit de heetwaterbronnen. En heet is ook echt heet, zo’n 40 graden. Het zwavelhoudende vulkaanwater schijnt een geneeskrachtige werking te hebben. Rustgevend was ’t sowieso; van de warmte werd iedereen er wat soezerig van. Na een heerlijke en overdadige lunch in het restaurant terplekke en een stevige stortbui als nagerecht, koersten we weer richting Bandung. Iets na vieren waren we weer in het hotel. Om 19.00 uur werd het diner geserveerd, in de tussentijd rustten we wat, gingen anderen zwemmen (Arjan met z’n harem (Hinke, Jenny en Erna), tenminste zo werd ‘ie bekeken) of wandelden wat in de omgeving. ’s Avonds zijn de liefhebbers nog even op sightseeing-tour in Bandung geweest.

  

maandag 18 april 2011

Maandag 18 april - op weg naar Bandung

Weer op tijd opgestaan: om 6.45 uur zijn de koffers in de bus gezet, daarna ontbeten, de sleutels ingeleverd en uitgezwaaid door het personeel. Als verrassing kregen we een ingelijste groepsfoto mee. Jan bleef achter in Jakarta; hij geeft de komende dagen les aan de MDiv-studenten van SETIA en vliegt daarna door naar Soemba om les te geven aan de theologische opleiding daar. Wij zullen hem daar ook weer ontmoeten, ijs en weder dienende. Of beter: zo de Here wil, want dat besef je ook altijd weer als je zo’n eind van huis bent…
De reis gaat vandaag via Bogor naar Bandung, zo’n 150 kilometer vanaf Jakarta. Dan zou je denken dat zo’n tochtje in een uurtje of drie gepiept is, maar zo niet in Indonesië. De wegen zijn hier overvol met busjes, auto’s, scooters en vrachtauto’s en bij ieder kruispunt is het een drukte van belang. Ook passeren we vandaag de Puncak Pas, een mooie route, waarbij de weg langzaamaan naar boven gaat, naar de top van de op 1500 m hoogte gelegen Puncak Pas. En met ons busje gaat zo’n klim niet bijster snel… In eerste instantie bleek de toegangsweg naar de pas afgesloten, waarbij een ‘komische agent’ ons twee keer terugwees. Maar tegen 9.15 uur konden we aan de klim beginnen.

Onderweg stopten we bij coöperatieve theeplantage en -fabriek Gunung Mas. Helaas was de fabriek vandaag gesloten, maar werd ons wel het verwerkingsproces van theeblaadjes uitgelegd. De pakjes first-class black tea vonden, na aanprijzingen van Alie over de unieke smaak, gretig aftrek. We zullen ’t thuis gaan proeven. Daarna hebben we even rondgewandeld op de plantage: een prachtig gezicht. Rinus is en blijft een Sinterklaas: zo gauw er kinderen in de buurt zijn, valt hij in zijn oude decemberrol en wuift hij de kinderschare toe en deelt hij handdrukken uit. Met daarbij een gulle lach. En het liefst gaat hij ook met ze op de foto. Andersom net zo goed, want zo’n reuze-opa zien ze niet elke dag. Na een bakje gemberthee en een versgebakken rijst/kokoskoekje (Peter, bedankt) vervolgden we onze trip.

Inmiddels was het beginnen te regenen, dus de uitzichten waren net wat minder dan waar we op hoopten. Toch bleef het landschap prachtig: overal groen, theeplantages, groente- en fruittuinen en op de achtergrond vulkanische bergen. Direct over de pas brak de zon weer door. Even verderop hebben we in een keurig restaurant gegeten: nasi goreng en foe yong hai. Aan de andere kant van de Puncak Pas zagen we ook de eerste rijstvelden (sawa’s), verderop werden het er steeds meer. Een mooi gezicht. Verder kwamen we langs een aantal cementfabrieken en steenhouwerijen.

Tegen vier uur raakten we in de buurt van Bandung; de drukte van de stad komt je alweer tegemoet. Wat opvalt, is de temperatuur hier:  die is een stuk lager dan in het hete Jakarta. Dat komt omdat Bandung een stuk hoger ligt. En de wolkenkrabbers ‘missen’ hier aan de skyline. Na vijf uur waren we bij ons hotel: mooie ruime kamers met een prachtig, groen uitzicht. Airco is hier niet nodig, het klimaat is aangenaam. Om zeven uur aten we, daartussen hebben sommigen gezwommen in het zwembad, andere rustten wat. Het eten was heerlijk, alhoewel bij Jenny, Erna en Rinus het zweet flink uitbrak en de tranen zowat over hun wangen biggelden. De sambal/pepertjes waren toch wat heter dan de eerste inschatting was… Na het bekijken van de Rinus’ foto’s op de Ipad van Ada (ja, deze oma is erg bij de tijd!), gingen we slapen in Bandung. Morgen om 7 uur ontbijt.

zondag 17 april 2011

Zondag 17 april - naar de kerk bij SETIA

Het is zondagmiddag, halfzes. Buiten regent het en het rommelt een beetje in de lucht. Verder is het hier erg rustig, we doen het vanmiddag was rustig aan… Een echte rustdag, alhoewel: rustmiddag. Vanochtend waren we vroeg op: het ontbijt werd om 6.15 uur geserveerd, om 6.45 uur zaten we in de bus. Op weg naar de kerkdienst van het meisjesinternaat van SETIA.

Onderweg was het nog rustig in de stad. Op verschillende plekken waren al wel oude oma’s in de weer met het bakken/koken van het eten dat je straks langs de weg kunt kopen. Tegen acht uur waren we bij de SETIA-locatie. De meisjes zitten gehuisvest in een oude verslavingskliniek: een net gebouw, dat SETIA te leen heeft gekregen. In augustus moeten ze eruit en verhuizen de meisjes naar de locatie waar we vrijdagmiddag waren. We werden verwelkomd door de directrice (met dezelfde achternaam als de schoondochter van Hinke, afkomstig van dezelfde clan op de Molukken). Na een flesje water, een lied en het kerkenraadsgebed kon de dienst beginnen. Deze SETIA-gemeente bestaat momenteel eigenlijk alleen maar uit meisjes; op hun vorige locatie kwamen er ook wel mensen uit de buurt naar de diensten. Nu is dat nog niet gelukt.

Na een hartelijk shalom van de directrice gaat Jan voor in de dienst. De liederen staan op papier en worden begeleid door een keyboard. En hard zingen dat die CETIA-meiden kunnen, als een leger van de Heer! Mooi. Het zijn er wel 200-300 en ze zitten allemaal keurig in rijen op de grond. Tijdens de dienst sprak Ada, namens ons allen, de meisjesgemeenschap toe. Je zag haar onderwijzersbloed weer sneller stromen; ze heeft in no-time de groep voor zich gewonnen. Jan vertaalde simultaan naar het Indonesisch: ‘We verstaan weinig van wat er vanochtend gezegd wordt, maar één woord hebben we al een paar keer voorbij horen komen: Yesus Kristus. En dat is wat ons verbindt met elkaar. We bidden voor jullie en vragen of God jullie wil helpen bij jullie toekomstige taken in de gemeente of op school. God bless you all!’ En door te vertellen dat ze ooit dominee Jan als klein jongetje in de klas heeft gehad, kreeg ze de lachers op de hand. Als groep zongen we vervolgens de meisjes ‘Vrede zij U’ toe.

Jan preekte daarna over Hebreeën 11: 26, waarin staat dat Mozes uitzag naar de beloning, naar de komst van het volmaakte leven op de nieuwe hemel en de aarde. En omdat Mozes uitzag naar die beloning, waardeerde hij de smaad van Christus hoger dan de schatten van Egypte. Alles in het Indonesisch, dus daar hebben we weinig van meegekregen. Gelukkig ging de dominee daarna met ons op stap, dus konden we hem nog om een korte samenvatting vragen. Na een aantal liederen, een zuiver gezongen lied van een groepje meiden en gezamenlijk gebed werd de dienst afgesloten.

Vervolgens werden de jarigen van die week naar voren geroepen en hartelijk ‘Happy birthday to you’ toegezongen. En ook ons werd verzocht in de rij vooraan te komen staan, zodat we alle 200-300 meiden de hand hebben geschud. Daarna begonnen de fotosessies weer: het is namelijk bere-interessant om met zo’n ‘witte reus’ uit Nederland op de foto te gaan…. Nadat we om 10.15 een alternatieve zondagse appeltaart of gevulde koek naar binnen schoven (vandaag was het rijst, pasta, kippenpoten; overheerlijk), krijgen we nog een inkijkje in de bibliotheek. Daar waren ook (vertaalde) boeken van Litindo-schrijvers (zoals Gerrit Riemer, Henk Venema en Jacob van Bruggen) present, evenals de Kabar Baik Ceria, de vertaalde kijkbijbel van Kees de Kort (uit het CeriA-project van De Verre Naasten). Iets na elfen vertrokken we weer uit het meisjesinternaat.

Daarna bezochten we de MDiv-studenten van SETIA: junior-docenten, predikanten, schooldirecteuren van SETIA-vestigingen en -gemeenten die een driejarige masterstudie doen (zes keer een semester van 12 studieweken, dus 2x12 weken/jaar) en daarvoor naar Jakarta komen. Dat betekent dat ze dan hun gewone werk in de gemeente of op school achter zich laten en 12 weken intensief studeren voor een mastertitel: Master of Divinity (MDiv). Deze opleiding wordt grotendeels vanuit Nederland gesponsord (door de Groningse en Overijsselse Zendingsdeputaten, samen met De Verre Naasten).  Afgelopen week heeft Jan er lesgegeven en ook ds. Dick Mak is daarvoor in Jakarta. De ontvangst was hartelijk en ging er ontspannen aan toe: alle aanwezige studenten - de jongste was 25, de rest ouder - vertellen iets over zichzelf: waar ze vandaan komen, wat hun dagelijkse beroep is, of ze getrouwd zijn/kinderen hebben. Henk sprak hen namens ons toe: dat ze tot zegen mogen zijn voor hun scholen/gemeenten. En Corrie sloot af met dankgebed: dank voor deze jonge mensen (en hun gezinnen) die huis en haard verlaten om te studeren en daarmee Gods woord verder te brengen in Indonesië. Ook hier vertaalde Jan simultaan, van Indonesisch naar Nederlands en andersom en soms nog weer met Engels ertussendoor. Af en toe raakte zelfs Jan het spoor bijster… Na een groepsfoto vertrokken we weer.

Aan het begin van de middag maakten we een rondtoer door Jakarta, waarbij gelukkig voor een bepaalde reiziger een sanitaire stop gemaakt kon worden… De bus bracht ons naar het voormalige Koningsplein (tegenwoordig: Merdekaplein), waar we als Japanse toeristen allerlei high-lights konden fotograferen:  het Nationaal Monument (naald, 137 meter hoog), twee paleizen uit de koloniale tijd (nu staatspaleizen), de kathedraal van Jakarta, de Gereja Immanuel (voormalige Willemskerk waar nog elke zondag een Nederlandse dienst wordt gehouden) en de Mesjid Istiqlal, één van de grootste moskeeën van Zuidoost-Azië. 

Tegen 15.00 uur waren we terug bij ons guesthouse en werd er – zoals een ware rustdag betaamd – flink gerust. Om zes uur hebben we weer heerlijk gegeten en daarna met elkaar een Paaspreek gelezen over de verheerlijking op de berg. En na een bakje koffie begaf eenieder zich ter ruste… Oant moarn!


zaterdag 16 april 2011

Zaterdag 16 april - Bogor

Na het ontbijt bracht onze bus ons naar een treinstation in de buurt van ons guesthouse. De stad Bogor, maar vooral de tuinen daar stonden op het programma voor vandaag. Omdat er zo snel niet een trein met AC (airco) gingen, kozen we voor een kaartje economy-class. De reis werd een avontuur op zich: een propvolle trein, boordevol Indonesiërs, met open deuren, jongens op het dak, muzikanten, blinde bedelaars, kruipende bedelaars…  En van alles te koop: haarknipjes, allerlei soorten eten, puzzels, lichtgevende sleutelhangers, stripboekjes, speelgoed. Vanwege het snelle instappen (de trein stopt amper en hoe wurm je je naar binnen in een propvolle trein, terwijl je ook nog moet opletten dat je zakken niet gerold worden…), raakte de reisgroep gesplitst. Spoorman Rinus, Ada, Marga, Jenny en Arjan zagen de trein voor hun neus wegrijden. Maar niet getreurd, ook de volgende trein was een even grote belevenis.

Aangekomen in Bogor, na een halfuur treinen, was de groep weer compleet en, na wat lekker koel drinken, liepen we richting de botanische tuinen. Vroeger was Bogor een klein dorpje, ver weg uit het drukke Jakarta. Vandaar dat de Nederlanders er destijds (1745) het buitenverblijf Buitenzorg bouwen. Maar inmiddels is Jakarta haast vastgegroeid aan Bogor en is er weinig rust meer over. Maar wel in de tuinen, prachtig is het daar. Hoge bomen, heel veel verschillende soorten planten, vijvers, een orchideeëntuin en -kas, een flinke oppervlakte. Van 12-2 hebben we er rondgezworven. Enkele van ons zijn geïnterviewd door Indonesische scholieren die voor school een toerist in het Engels moesten interviewen.

In een wegrestaurantje hebben we heerlijk gegeten. Daarna is een deel van de groep met een busje naar terug naar het station gegaan, anderen hebben gelopen. Zo’n taxibusje heeft ongeveer het formaat van een Susuki-busje en daar worden dan zes passagiers met opgevouwen knieën ingezet. Terug met de trein hadden we wel AC, een luxere trein. Voor vertrek waren ook hier muzikanten en verkopers, maar die mochten niet meereizen. Terug in het guesthouse thee met een snack, om 20.00 uur is het diner. Daartussen gaan we naar de Pasar Malam, een marktje hier voor de deur. Een drukke markt met kleren, sokken, hoofddoeken, onderbroeken, plastic speelgoed… bijna hetzelfde als op een Hollandse jaarmarkt. Alleen de geuren en geluiden (en de temperatuur ’s avonds in het donker) is anders… Na het eten het verslag van de afgelopen dagen gelukkig kunnen uploaden. En morgen weer vroeg op, ontbijt om 6.15 uur.

vrijdag 15 april 2011

Vrijdag 15 april - bezoek Jakarta en SETIA

Vandaag staat het oude Batavia op het programma. Na het ontbijt (8 uur, brood en nasi goreng) vertrekken we met de bus richting het noorden van Jakarta. Bij de oude schoenerhaven Sunda Kelapa liggen zeilschepen (tegenwoordig wel met dieselmotor) die met de hand gelost worden. Vooral veel cement. Een mooi gezicht. Ook zien we wat oude VOC-bouwwerken en de Hoenderpasarbrug, de enige oud-Hollandse ophaalbrug die bewaard is gebleven. Het koloniale verleden van het vroegere Batavia herleeft vervolgens in Hotel Batavia, een grand café in oud-koloniale stijl. De koffie smaakt er prima. Nadat de kaartenverkoper een goede dag beleefde, bezochten we het Historisch Museum van Jakarta. Niet alleen kijken wij zelf onze ogen uit, ook wijzelf zijn een bezienswaardigheid. Verschillende van ons zijn op de foto gevraagd met een groepje scholieren. De vis, eend of kip heeft ons daarna prima gesmaakt, samen met een glas versgeperste vruchtensap of gerstenat.
Daarna ging de bustocht naar de nieuwe locatie van de theologische school SETIA, waarbij we vanuit onze kerken al een aantal jaren betrokken zijn. Sinds de school van z’n oude locatie verjaagd is (zomer ’08), was er nog geen geschikt onderkomen gevonden. Regelmatig verbleven de studenten in tentenkampen of oude gebouwen. Nu is de school gevestigd op een oud fabrieksterrein (kunstleerfabriek). Het jongensinternaat is er inmiddels provisorisch gehuisvest, het meisjesinternaat volgt binnenkort. We worden ontvangen door twee docenten die ons van alles vertellen over de school. Jan vertaalt onze vragen en hun antwoorden. Twee enthousiaste mensen met hart voor de zaak! Vervolgens leiden ze ons rond op het nieuwe campusterrein. De fabriekshallen zijn enorm groot en er is wel wat voorstellingsvermogen nodig om daar klaslokalen in te zien… De studenten zijn erg nieuwsgierig naar de blanken met die fototoestellen, sommigen kunnen een woordje Engels. Er wordt op dat moment gegeten, sommigen zijn aan het volleyballen. De jongens (van een jaar of 18-22) slapen onderdak in een van de fabriekshallen in afgeschermde ruimtes, op matjes op de grond. Aardige jongens. Zondag hopen we het meisjesinternaat te bezoeken, tijdens de kerkdienst.

Tegen zes uur begeven we ons weer in het verkeer. Wat een drukte, regelmatig staan we stil een file (maar zoeven de scooters om ons heen). Bijna onvoorstelbaar als je zoiets niet ’s meegemaakt hebt. Voor een van de reisgenoten raakte de blaas steeds voller en voller, zodat deze terstond geledigd diende te worden. Waar een plastic zak al niet goed voor kan zijn… Onderweg nog een buitje gehad. Terug in het guesthouse weer prima gegeten. En morgen vroeg weer op!

donderdag 14 april 2011

Donderdag 14 april - aankomst in Jakarta

Alie is de enige die nog aardig geslapen heeft, de rest wat gedommeld en af een toe een klein dutje. Om 6.30 uur (lokale tijd, dus de klok 6 uur vooruit) landden we in Kuala Lumpur. Het was hier nog donker. Is een groot vliegveld, met een soort metro naar ander deel vliegveld. Daar wat rondgelopen, bakje koffie gedronken en om 8.30 weer inchecken voor de vlucht naar Jakarta. In wachtruimte de visumpapieren ingevuld. Aan boord van weer een Malaysian-vliegtuig blijkt de vlucht 2 uur te zijn: tussen Kuala Lumpur en Jakarta zit ook weer tijdverschil. Dus vertrek om 9:30, aankomst om 10:30 en toch twee uur vliegen… Bij aankomst maar weer het horloge verzet. 

Bij aankomst allemaal een toeristenvisum aangeschaft (25 USD). Rinus wilde dit memorabele moment vastleggen (zoals vele van dat soort momenten in zijn fototoestel worden opgeslagen), maar een boze ambtenaar wilde dat niet. Later hebben ze allemaal samen nog even met Ada geposeerd. In de aankomsthal wachtte Jan ons op. Bijzonder: heb je zo’n eind gereisd, staat Jan uit Doesburg je daar gewoon te wachten. Hij is met de buschauffeurs ons komen ophalen. De bus is prima: de koffers met onszelf erbij passen erin en de airco is heerlijk.

De route dwars door Jakarta, deels over de tolweg, is een belevenis. Wat een stad:  grote gebouwen, hoge kantoren, sloppenwijken, enorme winkels/malls, armoedige kraampjes en ontstellend veel scooters/motors. Die crossen overal tussendoor.  

Uiteindelijk komen we, na zo’n tweeënhalf uur, we terecht bij ons guesthouse, een waar rustpunt in het overvolle Jakarta. Na een lunch (nasi goreng) rusten we allemaal wat op onze kamers.

Om 18.00 uur gaan we er nog even op uit naar het winkelcentrum in de buurt. Arjan ontmoet er Irvino, de Indonesische vader van een jongetje in Buitenpost. Hij gaat bij hem achterop de scooter terug naar het guesthouse. We dineren er met elkaar en sluiten de dag af. Lekker slapen!

woensdag 13 april 2011

Blog berichten van Indonesiëreis 2011

Woensdag 13 april - onderweg naar Indonesië

Buiten is het -12 graden… binnen zitten 13 reizigers (en een heleboel meer) op 10 km hoogte op weg naar Kuala Lumpur, de hoofdstad van Maleisië. Het is op moment van schrijven (in Word, dus nog niet online) 22:30 uur Nederlandse tijd, da’s 4:30 uur lokale tijd op onze aankomstplek. En we hebben net het ontbijt achter de kiezen: omelet, worstjes, yoghurt, croissantje en koffie/thee. Prima verzorging hier in het vliegtuig.

Deze dag begon al vroeg: vanuit Amersfoort, Zwolle, Doesburg, Enschede en Zoetermeer zorgden Rinus en Ada, Henk en Corrie, Jaap en Eeke, Peter en Erna, Hinke, Arjan, Alie, Marga en Jenny dat ze om 9.00 uur op Schiphol waren. Hinke had zelfs een uitzwaaicomité meegenomen. Inchecken ging vlot, daarna nog even rondgesnuffeld ‘achter de douane’, allemaal gefouilleerd (en foei, Marga bleek een opschrijfboekje met een metalen spiraal in haar tas te hebben, dus 3x opnieuw) en daarna on board. En opstijgen maar!

Ben benieuwd wie er een beetje geslapen heeft, viel wel wat tegen. Gelukkig konden we onderweg de nieuwste films bekijken, dus vervelen hoefde niet echt. En af en toe enige turbulentie houdt het spannend…