Om een uur of negen vertrokken we met de bus, de bestemming
van vandaag was de nieuwe evangelisatiepost Jangga
Hapapa van de GGRI-evangelist Daniël. Daarvoor moesten we zo’n anderhalf
uur rijden, omhoog de bergen in. Zo’n weg als dit hadden we nog niet eerder
meegemaakt: eerst leek ’t wel aardig, maar al snel kwamen er plassen en
kuilen/gaten in de weg. Omdat de chauffeur nog erg zuinig is op z’n nieuwe bus
(pas twee maanden oud), namen we de kuilen heel voorzichtig. Zou je met je
Nederlandse personenauto echt niet hoeven te proberen (en daarom beschikt Jan
hier ook over een Jeep). Bovendien bevonden zich links en rechts van de weg af
en toe flinke afgronden. De adrenaline stroomde flink, maar dat schijnt goed
voor het hart te zijn (volgens één van onze verpleegsters)… Nog spannender werd
’t als we een tegenligger tegenkwamen, want dat paste eigenlijk niet op dit
weggetje. En omdat dalend verkeer voor gaat, moesten wij dan achteruit rijden
om onze tegenligger erlangs te laten. Dat lukte het beste in een bochtje, maar
’t was oppassen om niet in de berm te raken. Want die waren zo zompig dat dat
vast een slippartij zou worden…
Maar goed, na anderhalf uur hotsen en klotsen, stapte
evangelist Daniël bij ons in de bus. Hij reed met ons mee naar het pad waar we
‘met de benenwagen’ zouden afdalen. Nou, dat werd een nieuwe uitdaging, want ’t
daalde flink steil en het pad was af en toe spekglad. Daniël had wat helpers
uit het dorp geregeld, zodat we aan de afdaling konden beginnen. Rinus bleef
achter bij de bus: zo’n steil pad zag hij niet zitten. Een verstandig besluit…
’t Was een heftige afdaling van zo’n half uur. Niet iedereen kwam helemaal
schoon aan: als je uitglijdt op een modderig pad, word je aardig vies. Onze
bijrijder – die de buschauffeur assisteert bij het rijden/draaien – kreeg
spontaan de slappe lach toen hij Jaap zag aankomen: een vieze hand, een
modderige onderarm en modder op z’n achterwerk. Het smalle pad kent vele
hobbels, was Jaaps eindconclusie. Ook de rest was flink bezweet en had
spekgladde schoenen: het profiel van de zolen was helemaal volgelopen met
kleverige modder, haast een soort klei/leem. Voor de dorpsbewoners zelf was ’t
geen centje pijn: voor ons liep een jonge moeder op teenslippers, met haar baby
van vier maanden op de arm. En jochies van een jaar of acht deden het haast
rennend…
In het dorp aangekomen, werden we hartelijk ontvangen door
de bewoners, jong en oud was uitgelopen. Na een kleine opfrisbeurt werden we in
het huidige kerkgebouwtje uitgenodigd voor een kopje koffie/thee met wat
lekkere koekjes. Daniël vertelde kort wat over z’n gemeente: hij is hier sinds
kort aan het werk en zondags komen er zo’n 40 mensen samen. Jan vertaalde
simultaan. Ook het dorpshoofd en de zondagsschoolleider spraken ons toe:
allebei blij en ook trots met bezoek vanuit Nederland. Na de koffie hebben we
cadeautjes uitgedeeld aan de kinderen: boekjes met Bijbelverhalen, autootjes
voor de jongens en haarknipjes voor de meisjes. Ook waren er een aantal
tweedehands leesbrillen die gretig aftrek vonden. Daarna hebben we buiten nog
even gekeken naar de ‘bouwplek’ voor het nieuwe kerkgebouw: uit het budget van
onze reis heeft Jan de evangelist al eerder een bedrag gegeven voor de bouw van
het kerkje. Maar vanwege de vele regen van de afgelopen tijd stond het kerkje
er nog niet. We krijgen de foto’s vast nog wel een keer… Mooi om op zo’n manier
te kunnen bijdragen aan de daadwerkelijke bouw van de wereldwijde kerk.
Daarna werd ons een maaltijd voorgeschoteld: lekkere rijst,
kip, mie en gekookte papaja-bloemen (proefde wat bitter, maar wel lekker). Het
smaakte ons prima. Tenslotte hebben we samen een kerkdienst gehouden: Jan heeft
gelezen over Thomas en kort gepreekt (in het Indonesisch). Want ondanks dat
Thomas zo’n goede vriend van Jezus was, kon hij niet geloven dat Jezus was
opgestaan. Thomas was door het hele gebeuren van Jezus kruisiging flink in de
war geraakt. Maar gelukkig, Jezus zocht ‘m op, zijn opstanding is echt waar.
Dus: alhoewel alles soms best ingewikkeld voelt, ook als je een nieuwe/jonge
gelovige bent in een ‘heidense omgeving’, Jezus is altijd dichtbij. Hij kan
veel meer dan jij ooit kan bedenken! Daniël vertaalde de preek vervolgens van
het Indonesisch naar het Soembanees, want de officiële landstaal is niet iedereen
machtig. Jaap heeft namens ons de gemeente toegesproken: hartelijk dank voor de
gastvrije ontvangst, het lekkere eten en prachtig om te ontdekken dat overal
ter wereld christenen hetzelfde geloof in God mogen delen. En via het werk van De Verre Naasten mogen we ons ook in
financiële zin met elkaar verbonden weten. De kinderen van de zondagsschool
hebben ook nog een lied gezongen.
Aan het eind van de ontmoeting kwam de ‘pinang’ (betelnoot) op tafel: je ziet hier veel mensen met rode
tanden/tandvlees, omdat ze op zo’n noot kauwen (samen met een wortelstokje en
wat kalk). Dat werkt wat honger stillend en is ook een soort ‘drug’ (net zoals
roken/pruimtabak), en dus ook verslavend… Arjan heeft het ook geprobeerd, tot
groot vermaak van de Soembanezen. En z’n rode bekkie staat op de foto!
Na een groepsfoto namen we afscheid (God bless you) en klommen we weer richting de bus. Een flinke klim
en wederom voor allemaal een flinke plakkont (van het zweet). Alhoewel Jan
bijna met Eeke de berg afrolde (een bamboe-afrastering behoedde erger…), hebben
we ’t allemaal weer gered, chapeau! Rinus wachtte ons uitgerust op.
De weg terug ging prima, om een uur of vier waren we terug
bij het gastenhuis. Daar was men al druk bezig met de maaltijd: de geslachte
kip werd net in stukken gehakt. Na wat mandiën, aten we een heerlijke
rijstmaaltijd onder het afdak van het gastenhuis. We lazen uit het dagboek
vandaag over Koninginnedag, want dat was ’t vandaag in Nederland.
De sterrenhemel is hier geweldig: omdat er weinig
‘bij-licht’ is, kun je de sterren en de Melkweg goed zien. Daarna nog even met
elkaar nagezeten, waarna nog een paar kleedjesverkopers langskwamen om hun
koopwaar (geweven kleedjes, een Soembanese traditie) te slijten. De bewoners
van het andere huis (Marga, Jenny en Arjan) hadden al zelfgeweven kleedjes
gekocht van Delila, de ‘huisoppasser’ daar.