vrijdag 6 mei 2011

Vrijdag 6 mei – veilig terug in Nederland

We zijn vanochtend veilig aangekomen op Schiphol. Omdat we in Kuala Lumpur een uur vertraging opliepen, landden we uiteindelijk om 7.15 uur op Nederlandse bodem. Dat betekende dat we onze horloges (een aantal van ons hebben zich trouwens op Bali een echt nephorloge verschaft…) zes uur terug moesten zetten, die stonden nog op 13.15 uur. Dus onze dag duurt vandaag zes uur extra. Maar om al onze belevenissen thuis te kunnen vertellen, is dat misschien ook wel zo handig…

De reis is prima verlopen, onderweg zijn we regelmatig van een natje en droogje voorzien. Een aantal van ons hebben ‘prima’ geslapen (in hoeverre dat mogelijk is in een vliegtuig), anderen hebben af en toe even de ogen gesloten, maar vooral veel films gezien en een boek uitgelezen.

Op Schiphol duurde het even voor onze bagage er was, maar ook dat is allemaal goed gekomen. Zelfs Hinke kwam met al haar pijl-en-bogen en ook Jenny heeft de vele kilo’s gedroogde vissen illegaal kunnen invoeren. Tina zal haar dankbaar zijn…

Een aantal van ons werden opgehaald, anderen zetten ze reis per trein voort. Binnenkort zullen we afspraken maken over een reünie in Spakenburg. Voor Henk (en Corrie) een bijzondere thuiskomst: volgende week zal Henk geopereerd worden. We bidden of God de ingreep wil zegenen.

We kunnen terugkijken op een prachtige reis, waarbij we veel indrukken van het land Indonesië, de verschillende landschappen en de aardige mensen hebben kunnen opdoen. De echte ontmoetingen met medegelovigen op Soemba hebben de meeste indruk gemaakt: het is goed en indrukwekkend om met eigen ogen te zien en te ervaren dat Gods wereldwijde Koninkrijk ‘tot aan de einden der aarde’ wordt gebouwd. En dat we daar, met De Verre Naasten als verbindende organisatie, een bescheiden steentje aan kunnen bijdragen. Maar voorop staat: alle eer aan Hem!  Want deze God, bemiddelaar, geeft ons als koningskinderen elkaar (uit: DVN-lied ‘Deze God is onze God’, zie onder)

Ada, Alie, Arjan, Corrie, Eeke, Erna, Henk, Hinke, Jaap, Jan, Jenny, Marga, Peter en Rinus

Als afsluiting, hierbij de tekst van het DVN-lied ‘Deze God is onze God’ (klik voor muziek hier)

Deze God is onze God,
want in zijn wereldwijde koninkrijk,
voor onze God, drie-enig God,
zijn wij als koningskinderen gelijk

In zijn rijk heerst gehoorzaamheid,
in zijn liefde ging Gods Zoon ons voor.
In zijn rijk heerst gerechtigheid,
in ons leven volgen wij zijn spoor.

Om naar het voorbeeld van uw brood en wijn
te willen delen en verre naasten
tot naasten te zijn.

Zend uw Geest en leid het werk,
verlicht, maak ons in onze zwakheid sterk.
Als hand en voet tot dienst bereid,
in liefdevolle wederkerigheid.
Waai o Geest, waai gehoorzaamheid
over al uw kind’ren arm en rijk.
Zaai het brood, zaai gerechtigheid,
kom herschep de eenheid in uw rijk.

Ja, naar het voorbeeld van uw brood en wijn
gaan wij ook delen om verre naasten
tot naasten te zijn.

Dank aan God, halleluja!
Van land tot land, loof Hem , halleluja!
Want deze God, bemiddelaar,
geeft ons als koningskinderen elkaar.

donderdag 5 mei 2011

Donderdag 5 mei - van Denpasar naar Kuala Lumpur

Omdat we in Kuala Lumpur (23:20 uur) even moeten wachten voor onze overstap en er in de wachtruimte free wifi beschikbaar is, komt de update van vandaag dus uit Maleisië.
Omdat Alie vandaag jarig was, hebben we haar (en Jan) bij het ontbijt van harte gefeliciteerd. Ze heeft ook een aantal cadeautjes gekregen. Dus na Marga, opnieuw een jarige in ons midden. Maar nu een echte!

Na het ontbijt hebben we nog wat rondgekeken in Kuta, spulletjes gekocht, een after-sun-behandeling gehad, gezwommen in de geweldige golven, foto’s gemaakt van een Hindoeïstische optocht... 't Kan hier allemaal. Om half één moesten we uitchecken en konden we onze koffers nog even kwijt in de kamer van Jan en Alie (die we wat langer mochten aanhouden). Om één uur hebben we prima geluncht in het restaurant van het hotel, The Breeze, met als toegift fruit na (want door ons feestgezang had men vernomen dat Alie jarig was).

Om drie uur verzamelden we ons opnieuw in het restaurant, want Alie trakteerde ons op ijs met gebakken banaan. Lekker! Daarna hebben we de reis met elkaar afgesloten in de pondok bij het zwembad: we hebben uit Jesaja gelezen over Gods grootheid en Jan heeft met ons gebeden. Arjan heeft, namens De Verre Naasten, Alie en Jan heel hartelijk bedankt voor deze prachtige reis: zonder hun contacten, ervaring en kennis van Indonesië zou zo'n mooie reis nooit lukken. Alie vertelde dat ze financieel goed uitgekomen is, zodat er 'uit de pot' een gift naar De Verre Naasten kan en ook nog wat geld gestort kan worden in een 'diaconaal potje' voor Soemba, waaruit Jan af en toe mensen in nood kan helpen.

Daarna gingen we met een auto en een busje, beide volgepakt met koffers en reizigers, richting vliegveld. Inchecken en boarden verliep prima. Jan reist bijna gelijktijdig met ons naar Nederland, maar heeft Singapore Airlines als vliegmaatschappij; hij maakt een tussenstop in Singapore, maar is zo ongeveer gelijk met ons in Amsterdam... We hebben hem dus uitgezwaaid en zien hem, als het goed is, over een uur of 18 terug op Schiphol.

De vlucht van Malaysia Airlines vanuit Denpasar (vertrek 19.10) naar Kuala Lumpur duurde zo'n drie uur. 't Was een toestel vol Fransen en Nederlanders. Nu zitten we dus in Kuala Lumpur en om 23.55 gaat ons vliegtuig - als het goed is - vertrekken naar Schiphol. Iedereen is al wat slaperig, dus hopelijk komen we straks heel uitgerust aan... De wachtruimte raakt al aardig gevuld, 't zal wel vol worden.

woensdag 4 mei 2011

Woensdag 4 mei – vakantiegangers in Kuta

Vandaag hadden we het eerste deel van de dag vrijaf. Na het ontbijt ging eenieder zijns weegs: zwemmen, shoppen, zonnebaden, aan het strand zitten, je staande houden in de golven (’t zijn hier flinke golven in zee, blijven staan is een hele kunst…), lunchen, foto’s maken. We gedroegen ons – net als al die Australiërs hier op Bali – als echte vakantiegangers.

Om vier uur verzamelden we ons bij de auto’s en reden we in een uurtje naar Ulu Watu, een dorpje aan de zuidwestkust van het schiereiland, dus aan de andere kant van het vliegveld. Daar staat de Pura Luhur Ulu Watu, een van de zes heilige tempels op Bali. Ulu Watu is de tempel van de windrichting en beschermt Bali tegen boze geesten uit het zuidwesten. Vandaar dat iedereen met een korte broek bij de ingang van het tempelcomplex een sarong aan moest doen. Maar omdat de tempel bevolkt wordt door een stel agressieve apen, was Arjan de enige die de tempel bekeken heeft. Die apen staan erom bekend brillen te roven van toeristen en aangezien ons gezelschap grotendeels uit brildragers bestond, durfde alleen Arjan de bezichtiging aan. En inderdaad zag hij twee keer apen met een zonnebril zitten en roofde een aap een flesje water.  De tempel ligt hoog boven ze, zo’n 75 meter steile rotswand en daaronder een branding met flinke golven. Een prachtig uitzicht!

Ietsje verderop was een soort amfitheater, waar je naartoe kon lopen zonder die rovende apen tegen te komen. Bij zonsondergang (vanaf zes uur) werd daar een traditionele kecakdans (apendans) opgevoerd, vanuit de Balinees-Hindoeïstische cultuur een dans over goed/kwaad. Rondom een brandende kandelaar maakten 45 mannen, zittend op de grond en af en toe met wapperende handen, kecak-achtige geluiden: oe, oe, oe. En dat hielden ze zowat een uur vol. Ondertussen kwamen er verschillende dansers met maskers voorbij die een historisch Hindoeverhaal uitbeelden. Al met al een hele happening. Het theater zat bomvol, vooral heel veel Aziaten (Japanners, Chinezen en Indonesiërs) en misschien 10% Europeanen (Nederlanders, Duitsers, Fransen).

Daarna reden we richting Jimbaran, een plaatsje aan zee, vlakbij de luchthaven. Hier hebben we gegeten in een visrestaurant: aan de voorkant zag het er wat slordig uit, net als de omliggende bebouwing. Maar toen we door het restaurant heenliepen, bleken alle tafels en stoelen buiten te staan, op het strand. Ook andere restaurants hadden zo’n opstelling, dus het hele strand stond vol. Een prachtig gezicht en wat een heerlijk plekje: kaarslicht, een golvende zee op de achtergrond en een lekker zeebriesje… En met live muziek, aan de tafel. Leuk. Een prima plek om deze dag en deze Indonesiëreis in stijl af te sluiten! We aten geroosterde vis (red snappers) en rijst, met een versgeperste juice erbij. Alleen Marga had spaghetti; haar snapper bleek een ontsnapper te zijn… Achteraf hoorden we dat in 2005, hier in Jimbaran, twee bomaanslagen zijn geweest door zelfmoordterroristen en tweehonderd toeristen zijn omgekomen. Nadien zijn de veiligheidsmaatregelen flink aangescherpt, maar ’t blijft een nare gedachte… Om een uur of tien waren we terug in het hotel. Vlug weer slapen en morgen gezond weer op!

dinsdag 3 mei 2011

Dinsdag 3 mei – van Soemba naar Bali

Deze dag begon vroeg: al om een uur of 3 begon er een haan te kraaien… Gelukkig konden we blijven liggen tot 5 uur/half 6 (J), want voor zes uur moesten de koffers klaarstaan, konden we direct daarna ontbijten, zodat we om halfzeven konden vertrekken richting het vliegveld. Dat liep allemaal gesmeerd. Het ontbijt was prima, met versgebakken brood. Om kwart voor 7 vertrokken we en iets na achten waren we al in de hoofdstad. Onderweg kwamen we veel kinderen tegen in schooluniform, op weg naar school.

In Waingapu hebben we nog een gekeken in de oude haven. Ook hier gaat uitladen (en inladen in een vrachtwagen) met de hand: zak op de nek en over de loopplank. Zwaar werk! Later zagen we het havencomplex vanuit de lucht nog weer. Daarna een bakje koffie gedronken en Jan afgezet bij school. Opnieuw een dag lesgeven; morgen weer en dan zien we hem woensdagavond in Bali. Onderweg zagen we ook nog het oude zendingsziekenhuis waar dr. Oosterhuis gewerkt heeft  (en waarvan Hinke het verpleegstersvak geleerd heeft in De Sionsberg in Dokkum).

Inchecken en boarden bij Merpati Airlines verliep voorspoedig, maar op een bepaald moment waren we Jaap even kwijt. Da’s wel vaker zo, want om 3.000 foto’s te maken, dan heb je wel even tijd nodig. Maar deze keer kwam hij met een glimlach voor oor tot oor terug: een Soembanese schone van 22 jaar had hem ten huwelijk gevraagd! Maar toen ‘ie vertelde dat ‘ie 68 was en al jaaaren gelukkig getrouwd, was de animo snel over. Maar dat je nog ‘courant’ bent, dat doet een man altijd goed…

Na het opstijgen van onze Fokker 100, werd al vrij snel de landing weer ingezet... Dit vliegtuig bleek weer een stop-vliegtuig, deze keer maakten we een tussenstop in Waikabubak op West-Soemba. We moesten het vliegtuig even uit en konden er een klein halfuurtje later weer in. Uiteindelijk kwamen we om een uur of twaalf op Bali aan en waren we, met auto/busje van het hotel, om 1 uur opnieuw bij hotel The Yulia Inn (voor de derde keer deze reis). Meteen valt hier het enorme contrast met Soemba op: heel veel auto’s, drukte van brommertjes, souvenirshops, getatoeëerde Australiërs, beachboys… Terwijl we het hier eerst, vergeleken met Jakarta, nog rustig vonden…

Na een kippen- of tomatensoepje hebben we de rest van de middag gerust, geshopt, langs het strand gewandeld, gekeken naar de zonsondergang, ons laten masseren… Kortom, vakantie! Om 7 uur hebben we ons het avondeten goed doen smaken, om half 10 hebben we samen de dag afgesloten. ’t Voelt goed om even alle indrukken van de afgelopen drie weken rustig te laten ‘indalen’, voordat we donderdagmiddag weer naar Nederland vertrekken. Morgen een dag vrijaf, aan het eind van de dag gaan we nog wel met elkaar de traditionele apendans bekijken en samen vis eten (jammie, Marga). Voor nu: oant moarn!

maandag 2 mei 2011

Maandag 2 mei – Te gast op Soemba


Jan was vanochtend alweer vroeg vertrokken: om 6 uur zette z’n chauffeur koers richting Waingapu, vandaag ging hij weer lesgeven aan de theologische school. De meesten van ons waren ook vroeg op, sowieso maakten de hanen, honden en katten aardig wat geluid. En soms het geknor van een varken erbij… Ons ontbijt (om 8 uur) bestond uit een heuse Soembanese specialiteit: nasi met bruine bonen. Jan en Alie en hun kinderen aten dat, tijdens hun Soemba-jaren, elke ochtend. Want vlees was er niet altijd, dus gaven die bruine bonen een goede basis voor de rest van de dag. En tot verbazing van Alie hebben we er allemaal van lopen smullen. Helemaal prima! Daarna nog even met elkaar op de foto: in het gastenhuis hangt van iedere reis die Alie naar Indonesië heeft gemaakt een groepsfoto (inmiddels al wel een stuk of 7/8).

 Om 9 uur liepen we de ‘straat’ uit richting het kantoor van stichting Yakerrsum, een stichting die in de jaren ’80 is opgericht door Nederlandse landbouwkundigen die waren uitgezonden door De Verre Naasten. Want toen er flinke honger heerste op Soemba, kwam er vanuit de (zendings)contacten met de Soembanese kerken ook de vraag om hen daarbij te helpen. En daarmee iets te doen aan de armoedige levensomstandigheden van de kerkleden en zodoende ook het kerkverband wat meer (financiële) armslag te geven. Zodoende is Yakerrsum opgezet in Wain Marangu, compleet met een proeftuin erbij. Tegenwoordig is Yakerrsum een zelfstandige stichting onder de vlag van de kerken (GGRI-NTT) en krijgt ze, op basis van hun eigen (meerjaren)plannen, jaarlijks een budget via De Verre Naasten. Bapa Martinus ontving ons op kantoor en vertelde het een en ander over de geschiedenis en de huidige landbouwprogramma’s van Yakerrsum, die tegenwoordig vooral gericht zijn op de begeleiding en coaching van boerengroepen. Ze kiezen er bewust voor geen individuen te coachen, maar zich te richten op zelfgeorganiseerde, lokale groepen. En de daadwerkelijke advisering van Yakerrsum over bijvoorbeeld landbouwmethoden, bemesting, terrassering en de aanplant van meerjarige gewassen komt vervolgens pas op gang als die boerengroep zelf om hulp vraagt, als ze zelf bepaald hebben waarover ze advies willen. De werkwijze is dus vraaggericht en niet aanbodgericht (in tegenstelling tot veel van de landbouwprogramma’s die de overheid doet). Yakerrsum heeft daarmee een werkwijze gevonden die goed aansluit bij de dagelijkse praktijk en ook de (dorps)cultuur op Soemba. Mooi om te horen hoe dat allemaal in z’n werk gaat. Ook krijgt zo’n boerengroep van Yakerrsum vaak vee (koeien/geiten) of zaailingen van bomen (soms citrusvruchten, soms handhout, zoals teak en mahonie) ‘te leen’, als een soort microkrediet. Met de opbrengst van de verkoop van het hout (na een aantal jaren), het vlees, de jonkies of de vruchten kan het boerengezin dan wat extra inkomen verwerven en ook ‘de lening’ afbetalen. Een mooi systeem: niet je geld op de bank, maar in de grond (bomen) of dat rondloopt (vee). Voor de Soembanezen is zo’n langetermijninvestering een hele denkomslag, want hier geldt vaak: nu is nu en als je wat hebt, dan hoor je dat te delen met de rest van de familie…

Ook umbu Ama was erbij (al jarenlang de directeur van Yakerrsum) en ook bapa Indyo (in dienst bij De Verre Naasten en (op afroep) beschikbaar voor Yakerrsum en ook voor de GGRI-NTT). Na de koffie/thee en gebakken banaan bekeken we de proeftuin nog even. Ook zagen we daar een hele rij jonge boompjes staan, klaar om uitgedeeld te worden.

Vervolgens gingen we met de bus naar een desa/kampong vlakbij (Laitipi) waar ze het advieswerk van Yakerrsum goed begrepen hebben: onder leiding van het dorpshoofd is er een prachtige tuin aangelegd met een heleboel houtbomen (mahonie, teak). Als het goed is, gaat dat over een paar jaar een mooie opbrengst opleveren. Het bijzondere is dat dit dorpje nog heidens is, want Yakerrsum richt zich niet alleen op kerk-leden. Maar langzamerhand begint er wel interesse in het christelijk geloof te ontstaan. Mooi dat dat zo kan werken… We werden er met sirih pinang ontvangen, maar niemand durfde dat aan… Je zag hier om je heen dat het voortdurend kauwen van de betelnoot vrij desastreuze gevolgen voor je gebit kan hebben. Rode tanden (als je die nog hebt) en allerlei vergroeiingen in het tandvlees. En hoe ouder je wordt, hoe slechter je gebit… Het dorpshoofd vertelde ons over het plantprogramma van Yakerrsum en ook dat de vrouwen de boekhouding doen: elke maand moeten de dorpsgenoten een deel van de lening alvast afbetalen. Ook het opleiden van de vrouwen in dergelijke administratieve taken hoort bij het dienstenpakket van Yakerrsum.  Alie vertaalde en deelde later ook kinderbijbeltjes uit aan de kinderen. Arjan hing er een slinger op van de kinderen van de Fonteinschool uit Buitenpost: zij hadden net voor vertrek een mooi bedrag bijeen verzameld voor de landbouwprojecten op Soemba (jeugdactie van De Verre Naasten) en hadden deze foto-slinger aan hem meegegeven. Al die blonde, Friese koppies (Nederland heet in Indonesië Belanda, dat komt van ‘blond’) en hun tekeningen werden met plezier bekeken... Na de meivakantie zal Arjan de foto’s en video op school laten zien. Daarna bekeken we de tuin; ziet er goed uit. Met recht een voorbeeldproject van Yakerrsum.

Voor het middageten werden we uitgenodigd bij umbu Ama en rambu Nona thuis. Zij wonen vlakbij ons, ook in Wai Marangu. Er stond een heus feestmaal voor ons klaar: rijst, kip, vis en fruit. We lieten het ons heerlijk smaken. Ibu Hinke kreeg van rambu Nona nog een cadeau (een geweven sjaaltje), omdat ze zo goed voor haar nichtje Tina heeft gezorgd toen deze in Enschede kwam wonen (nadat ze getrouwd was met ds. Hugo Bos). Ook ibu Jenny kreeg zo’n sjaaltje vanwege haar zorg voor Tina toen ze in Bruchterveld woonden. En als huisgenoten kregen ook Marga en Arjan (voor ibu Marion, die alleen thuis is…) zo’n sjaaltje. Later die middag heeft rambu Nona met de mobiele telefoon van Jenny nog even met Tina in Nederland gebeld. Bellen moet hier trouwens buiten het dorp, een eindje de berg op.

Na een middagpauze vertrokken we om half vier met de bus richting Melolo. Daar hebben we eerste getankt, daarna zijn we doorgereden naar de adatkampong Rende, een oude kampong waar de Soembanese ‘koning van Melolo’ woonde. Dergelijke koninkrijken spelen in de traditionele cultuur van Soemba nog steeds een rol en hebben ook in de ‘normale gang van zaken’ een aardige vinger in de pap. Er staan in deze kampong flink grote adathuizen, met een hoog grasdak erop. In dat hoge deel wonen de geesten van de overleden voorouders (marapu). Helemaal bovenop staan afgodsbeelden; je ziet ze ook af en toe op de grond staan (offerpalen). Ook staan er flinke grafmonumenten middenin de kampong, zodat de overledenen niet vergeten worden. In de kampong werd door de vrouwen geweven. Het resultaat: prachtige kleden, waarin ze allerlei kunstige motieven weven. En te koop, uiteraard.

Uitgezwaaid door de kinderen, reden we verder naar de stuwdam bij Melolo, aangelegd met financiering van de Wereldbank. Met het opgestuwde water kunnen de sawa’s (rijstvelden) van water voorzien worden. Zo’n busje met blanke toeristen bleek een grote aantrekkingskracht op de kinderen uit de buurt te hebben. Tientallen renden achter ons aan, hingen aan de bus en wilden graag kleedjes verkopen of sigaretten bietsen… Maar helaas, pindakaas, niemand rookt en van kleedjes zijn we al voorzien. Wel hadden we nog wat snoepjes…

Na wat foto’s van de dam, reden we door naar de familie Maramba. Onder het afdak van hun huis maakten we kennis met bapa en ibu Maramba en drie van hun zonen, schoondochters en kleinkinderen. Een mooie ontmoeting, deze familie waren de vroegere buren van Jan en Alie in Wai Marangu. Jan was inmiddels ook hier gearriveerd. Bapa Maramba werkte vroeger voor Yakerrsum, was ondermeer betrokken bij de aanleg/onderhoud van de proeftuin. We zaten op het zelfgemaakte bamboemeubilair, maar dat bleek in enkele gevallen niet helemaal berekend op Westerse maten. Een gewichtig bezoek, laten we maar zeggen… Na de koffie/thee was er ‘alleen wat rijst’, maar niets bleek minder waar: er was zelfs een varkentje geslacht om er een heerlijke maaltijd van te maken. En natuurlijk moesten we twee keer opscheppen, dat hoort zo! De zoons bleken aardig Engels te kunnen en hebben een tijdje met Arjan (zelfde leeftijd) zitten praten. Na de maaltijd hebben we uit de Bijbel gelezen en is bapa Maramba voorgegaan in gebed (Jan vertaalde): mooi om zo de verbondenheid in Christus, zonder enige voorwaarden/verschillen onderling, te mogen ervaren. We hebben hen ‘Vrede zij u’ toegezongen, waarna zoon Zacharias, predikant in de GGRI-gemeente in Lai Handungu, de wens uitsprak dat ook nieuwe generaties deze zelfde ‘hartsverbondenheid’ tussen christenen onderling mogen gaan ervaren.

Het was een mooie dag vandaag, vol prachtige ontmoetingen met broers en zussen. Onze verre naasten kwamen werkelijk dichtbij. Vandaag voelden we ons even geen toeristen, maar waren we echt ‘te gast’ op Soemba!

zondag 1 mei 2011

Zondag 1 mei – naar de kerk in Kataka

Vanochtend ontbeten we om 7 uur, zodat we om 7.30 uur konden vertrekken naar onze kerkdienst vandaag: een dienst van de GGRI-gemeente in Kataka. De Gereja-Gereja Refomasi di Indonesia (GGRI), onze zusterkerken in Indonesië, bestaat in Indonesië uit drie regionale, zelfstandige kerkverbanden: die van Kalimantan Barat (West-Borneo), van Papoea en die hier op Soemba, van de provincie NTT (Nusa Tenggara Timur). Het is de bedoeling dat deze drie gereformeerde kerken op termijn samensmelten tot één nationaal kerkverband. De GGRI-NTT bestaat uit zo’n 60 kerken en evangelisatieposten op Soemba en een stadsgemeente in Kupang (op Timor) en heeft in totaal zo’n 6000 leden.

De rit naar Kataka was opnieuw een flinke hobbelweg, omhoog, dwars over de Soembanese vlakten. Als je achteromkeek, zag je de zee liggen. Wat een verschil met onze rit naar de kerk in Jakarta, twee weken geleden. Soemba is echt een rustig eiland, met mooie vergezichten en af en toe een huis met wat vee. Op een bepaald moment hadden we zelfs een kudde paarden voor onze bus aan het galopperen. Een mooi gezicht, net of we als postkoets voortgetrokken werden richting de kerk.

In Kataka aangekomen, werden we bij ds. Agus thuis ontvangen. Hij vertelde ons kort iets over zichzelf: 62 jaar, inmiddels gepensioneerd, vader van 5 kinderen, één zoon woont met z’n pasgetrouwde vrouw bij hen in (zij hebben elkaar op SETIA in Jakarta leren kennen, hij verpleegopleiding, zij godsdienstonderwijzeres, afkomstig van Sumatra). Nog steeds erg actief in de kerk, voorzitter van de kerkenraad en gaat nog elke zondag voor op een nieuwe evangelisatiepost van de gemeente, ergens verderop in het binnenland (zo’n 2,5 uur met de motor heen en daarna datzelfde eind weer terug). In totaal heeft de GGRI- gemeente van Kataka 4 evangelisatieposten, verspreid over de regio. In Kataka zijn zo’n 200 kerkleden.

Vervolgens liepen we samen naar de kerk, waarbij zich steeds meer mensen bij de wandelstoet aansloten. Inmiddels werd ook de kerkklok geluid: de ‘koster’ sloeg met een stuk metaal op een oude wieldop die aan de dakgoot hing. Nadat we alle handen hadden geschud, begon de dienst om half 10. In de kerk zaten zo’n 80 mensen, waarvan de helft kinderen. Zij waren vanochtend al naar de zondagsschool geweest, vanaf half 8. Onze voorganger vanochtend was evangelist Samuel Umbu Pingge (Sam), een jonge, enthousiaste vent van 30 jaar. Hij komt van Soemba en heeft de theologische school in Waingapu doorlopen. Op dit moment is hij (tijdelijk) verbonden aan één van de evangelisatieposten van de gemeente hier. Samuel vertelde dat hij volgende week naar Nederland gaat, als één van de dertig deelnemers aan de drieweekse, internationale cursus die De Verre Naasten samen met de Theologische Universiteit in Kampen organiseert. 

De kinderen van de zondagsschool zongen uit volle borst nog een lied, daarna kregen alle kinderen die al konden lezen van Alie een mini-kinderbijbeltje mee en de zondagsschoolleider twee kinderbijbels, één van het Oude en één van het Nieuwe Testament. En een zak cadeautjes (autootjes en knipjes). De kinderen gingen daarna naar huis. Vervolgens begon de dienst en was de gemeente aan de beurt om te zingen, a capella. Het bijzondere is dat men de psalmen hier op dezelfde wijzen zingt als wij in Nederland gewend zijn. Zo konden we dus, met onze Nederlandse kerkboekjes in de hand, prima meezingen. Een mooie ervaring om zo, samen met onze  Indonesische broers en zussen, onze hemelse Vader te kunnen loven en prijzen. Tussen de gezongen regels door zegt de voorganger hier trouwens alvast de tekst van de volgende regel, waarschijnlijk voor degenen die niet kunnen lezen. En om je heen: krekelgeluiden op de achtergrond, open ramen (of beter gezegd: geen ramen, alleen kozijnen) waar af en toe een verkoelende briesje doorheen waait, een broeierig dak met blikplaten, kippen in de bosjes en zomaar een hond die binnenwandelt en op één van de lege stoelen gaat liggen…

Het Bijbelgedeelte van vandaag was uit Handelingen 9:1-19, de geschiedenis waarin de fanatieke christenvervolger Paulus, op weg naar Damascus, door Jezus zelf geroepen wordt om Hem te volgen. Na de schriftlezing in het Indonesisch vond die ook nog in het Soembanees plaats, aangezien niet iedereen de officiële landstaal (Bahasa Indonesia) kent.  Na de collecte preekte Sam over het gelezen Bijbelgedeelte, waarin hij inging op het feit dat Paulus’ enthousiasme voor de dezelfde Heer in eerste instantie helemaal niet goed bezig was. En dat je dus, in al je fanatieke enthousiasme, helemaal verkeerd bezig kunt zijn. Datzelfde geldt ook voor ons tegenwoordig: het kan heel wat lijken, maar voor God helemaal niet goed zijn. Jezus volgen vraagt om een nieuw leven, waarin je kiest voor het volgen van Hem. En dat is af en toe best lastig, maar dat vraagt God wel van ons. Het was mooi zo´n jonge, enthousiaste  Soembanese dominee (opgeleid op de theologische school hier op het eiland zelf) aan het werk te zien, waarbij hij helder en duidelijk Gods woord kon uitleggen. Ook na de preek werd deze samengevat in het Soembanees.

Aan het eind van de dienst heeft Jaap, met Jan als vertaler, de gemeente toegesproken, waarbij hij beloofde dat we hun groeten zullen overbrengen aan onze broeders en zusters in Nederland. En dat we ons, in dankbaarheid, met hen verbonden weten in Christus.

Na de dienst werden we opnieuw bij ds. Agus thuis uitgenodigd. Daar dronken we koffie/thee met een Soembanese ‘vulkoek’. Met de dominee en de evangelist hebben we nog wat nagepraat over de preek en de gemeente Kataka (ze gaan voor 2013 in Kataka een nieuwe kerk bouwen (het fundament ligt er al), want dan is hier de driejaarlijkse synode van de GGRI-NTT). Om de hoek van de deur keken de buurtkinderen en zijn vrouw, zoon en schoondochter toe, ondertussen aan de slag met de warme maaltijd. Die smaakte vervolgens prima: rijst, kippensoep en gekruide kip. Corrie had de hoofprijs: de gekookte kippenkop, alhoewel ze dat bij het opscheppen nog niet helemaal doorhad. Maar nadat ze het velletje eraf stroopte en de kip recht in z’n ogen keken, gilde ze het uit. Hilariteit alom. Gelukkig lustten de honden ‘m buiten wel. De jongetjes buiten showden ons ook nog een varaan die de hadden gevangen en doodgemaakt. Want zulke ‘landkrokodillen’ eten jonge kippen op…

De terugweg verliep voorspoedig, alhoewel het wel warm was… Onderweg zijn we nog even gestopt bij het ziekenhuis, waar Jan heeft gevraagd of onze verpleegsters (of inmiddels: zweetzusters) daar morgen kunnen komen kijken. Gelukt, dus met drie opgewekte verpleegkundigen vervolgden we onze reis. Thuis wat bijgekomen, daarna soep met brood gegeten en ’s avonds samen een preek gelezen over Paulus’ zendingsreis naar Antiochië (Handelingen 13) en daarover nog wat nagepraat. En deze 1e mei uitgeroepen tot de Dag van de Zendingsarbeid, omdat we vandaag met eigen ogen hebben mogen zien en in Kataka hebben mogen ervaren dat God het zendingswerk hier op Soemba zegent.

En weer een dag voorbij…. ’t Aftellen begint al wat, nog vier Indonesische dagen en dan vliegen we donderdagavond terug naar Nederland.

zaterdag 30 april 2011

Zaterdag 30 april – het smalle pad kent vele hobbels

De meesten van ons werden al vroeg wakker, zo tegen een uur of zes. Toen werd ’t licht, begonnen de hanen te kraaien en de honden te blaffen. Om acht uur ontbijten we in het gastenhuis: versgebakken brood en nasi goreng. Helemaal prima.

Om een uur of negen vertrokken we met de bus, de bestemming van vandaag was de nieuwe evangelisatiepost Jangga Hapapa van de GGRI-evangelist Daniël. Daarvoor moesten we zo’n anderhalf uur rijden, omhoog de bergen in. Zo’n weg als dit hadden we nog niet eerder meegemaakt: eerst leek ’t wel aardig, maar al snel kwamen er plassen en kuilen/gaten in de weg. Omdat de chauffeur nog erg zuinig is op z’n nieuwe bus (pas twee maanden oud), namen we de kuilen heel voorzichtig. Zou je met je Nederlandse personenauto echt niet hoeven te proberen (en daarom beschikt Jan hier ook over een Jeep). Bovendien bevonden zich links en rechts van de weg af en toe flinke afgronden. De adrenaline stroomde flink, maar dat schijnt goed voor het hart te zijn (volgens één van onze verpleegsters)… Nog spannender werd ’t als we een tegenligger tegenkwamen, want dat paste eigenlijk niet op dit weggetje. En omdat dalend verkeer voor gaat, moesten wij dan achteruit rijden om onze tegenligger erlangs te laten. Dat lukte het beste in een bochtje, maar ’t was oppassen om niet in de berm te raken. Want die waren zo zompig dat dat vast een slippartij zou worden…

Maar goed, na anderhalf uur hotsen en klotsen, stapte evangelist Daniël bij ons in de bus. Hij reed met ons mee naar het pad waar we ‘met de benenwagen’ zouden afdalen. Nou, dat werd een nieuwe uitdaging, want ’t daalde flink steil en het pad was af en toe spekglad. Daniël had wat helpers uit het dorp geregeld, zodat we aan de afdaling konden beginnen. Rinus bleef achter bij de bus: zo’n steil pad zag hij niet zitten. Een verstandig besluit… ’t Was een heftige afdaling van zo’n half uur. Niet iedereen kwam helemaal schoon aan: als je uitglijdt op een modderig pad, word je aardig vies. Onze bijrijder – die de buschauffeur assisteert bij het rijden/draaien – kreeg spontaan de slappe lach toen hij Jaap zag aankomen: een vieze hand, een modderige onderarm en modder op z’n achterwerk. Het smalle pad kent vele hobbels, was Jaaps eindconclusie. Ook de rest was flink bezweet en had spekgladde schoenen: het profiel van de zolen was helemaal volgelopen met kleverige modder, haast een soort klei/leem. Voor de dorpsbewoners zelf was ’t geen centje pijn: voor ons liep een jonge moeder op teenslippers, met haar baby van vier maanden op de arm. En jochies van een jaar of acht deden het haast rennend…

In het dorp aangekomen, werden we hartelijk ontvangen door de bewoners, jong en oud was uitgelopen. Na een kleine opfrisbeurt werden we in het huidige kerkgebouwtje uitgenodigd voor een kopje koffie/thee met wat lekkere koekjes. Daniël vertelde kort wat over z’n gemeente: hij is hier sinds kort aan het werk en zondags komen er zo’n 40 mensen samen. Jan vertaalde simultaan. Ook het dorpshoofd en de zondagsschoolleider spraken ons toe: allebei blij en ook trots met bezoek vanuit Nederland. Na de koffie hebben we cadeautjes uitgedeeld aan de kinderen: boekjes met Bijbelverhalen, autootjes voor de jongens en haarknipjes voor de meisjes. Ook waren er een aantal tweedehands leesbrillen die gretig aftrek vonden. Daarna hebben we buiten nog even gekeken naar de ‘bouwplek’ voor het nieuwe kerkgebouw: uit het budget van onze reis heeft Jan de evangelist al eerder een bedrag gegeven voor de bouw van het kerkje. Maar vanwege de vele regen van de afgelopen tijd stond het kerkje er nog niet. We krijgen de foto’s vast nog wel een keer… Mooi om op zo’n manier te kunnen bijdragen aan de daadwerkelijke bouw van de wereldwijde kerk.

Daarna werd ons een maaltijd voorgeschoteld: lekkere rijst, kip, mie en gekookte papaja-bloemen (proefde wat bitter, maar wel lekker). Het smaakte ons prima. Tenslotte hebben we samen een kerkdienst gehouden: Jan heeft gelezen over Thomas en kort gepreekt (in het Indonesisch). Want ondanks dat Thomas zo’n goede vriend van Jezus was, kon hij niet geloven dat Jezus was opgestaan. Thomas was door het hele gebeuren van Jezus kruisiging flink in de war geraakt. Maar gelukkig, Jezus zocht ‘m op, zijn opstanding is echt waar. Dus: alhoewel alles soms best ingewikkeld voelt, ook als je een nieuwe/jonge gelovige bent in een ‘heidense omgeving’, Jezus is altijd dichtbij. Hij kan veel meer dan jij ooit kan bedenken! Daniël vertaalde de preek vervolgens van het Indonesisch naar het Soembanees, want de officiële landstaal is niet iedereen machtig. Jaap heeft namens ons de gemeente toegesproken: hartelijk dank voor de gastvrije ontvangst, het lekkere eten en prachtig om te ontdekken dat overal ter wereld christenen hetzelfde geloof in God mogen delen. En via het werk van De Verre Naasten mogen we ons ook in financiële zin met elkaar verbonden weten. De kinderen van de zondagsschool hebben ook nog een lied gezongen.

Aan het eind van de ontmoeting kwam de ‘pinang’ (betelnoot) op tafel: je ziet hier veel mensen met rode tanden/tandvlees, omdat ze op zo’n noot kauwen (samen met een wortelstokje en wat kalk). Dat werkt wat honger stillend en is ook een soort ‘drug’ (net zoals roken/pruimtabak), en dus ook verslavend… Arjan heeft het ook geprobeerd, tot groot vermaak van de Soembanezen. En z’n rode bekkie staat op de foto!

Na een groepsfoto namen we afscheid (God bless you) en klommen we weer richting de bus. Een flinke klim en wederom voor allemaal een flinke plakkont (van het zweet). Alhoewel Jan bijna met Eeke de berg afrolde (een bamboe-afrastering behoedde erger…), hebben we ’t allemaal weer gered, chapeau! Rinus wachtte ons uitgerust op.

De weg terug ging prima, om een uur of vier waren we terug bij het gastenhuis. Daar was men al druk bezig met de maaltijd: de geslachte kip werd net in stukken gehakt. Na wat mandiën, aten we een heerlijke rijstmaaltijd onder het afdak van het gastenhuis. We lazen uit het dagboek vandaag over Koninginnedag, want dat was ’t vandaag in Nederland.

De sterrenhemel is hier geweldig: omdat er weinig ‘bij-licht’ is, kun je de sterren en de Melkweg goed zien. Daarna nog even met elkaar nagezeten, waarna nog een paar kleedjesverkopers langskwamen om hun koopwaar (geweven kleedjes, een Soembanese traditie) te slijten. De bewoners van het andere huis (Marga, Jenny en Arjan) hadden al zelfgeweven kleedjes gekocht van Delila, de ‘huisoppasser’ daar.

vrijdag 29 april 2011

Vrijdag 29 april – naar Soemba

Na het ontbijt brachten de beide auto’s ons, met alle 14 koffers en handbagage erin, naar het vliegveld van Denpasar. Een ritje van zo’n 10 minuten. Aangekomen bij het vliegveld gingen we als een speer door de controles om als eerste bij de incheckbalie te zijn. En da’s gelukt, om 8.45 uur stonden we er in de rij. Toen wachten tot de balie openging en we onze boardingpassen kregen; dat heeft wel even geduurd. Ondertussen kon Arjan nog even geld uit ‘de pot’ pinnen, aangezien dat op Soemba wat lastiger gaat. Hij was ineens weer een meerdere keren miljonair! Vervolgens door de paspoortencontrole en nog ’s met de handbagage door de scan. Daarna weer wachten tot ons vliegtuig (van Batavia Air) om 10.45 uur zou gaan vertrekken…

Met zo’n drie kwartier vertraging vertrokken uiteindelijk we richting Kupang, de hoofdstad van Timor. Ons vliegtuig is een ‘eilandhopper’ met in- en uitstappers in Jakarta, Surabaya, Denpasar, Kupang en als eindbestemming Waingapu op Soemba. En dan weer dezelfde route terug. We hadden goed uitzicht en konden de kustlijnen van een aantal Oost-Indonesische eilanden mooi volgen (Lombok en Sumbawa) en niet veel later vlogen we ook over Soemba. In Kupang, de hoofdstad van het eiland Timor, maakten we een korte tussenstop. In eerste instantie was het de bedoeling dat we een stop van ongeveer een uur zouden maken, maar vanwege de vertraging werd die ingekort tot 20 minuutjes. Omdat we op het vliegveld een ontmoeting zouden hebben met de dominee van de GGRI-gemeente in Kupang, is Alie nog wel even van boord geweest en de dominee en z’n vrouw nog snel  even opgezocht. We kregen de hartelijke groeten overgebracht. En gelukkig was Alie voor de doorstart weer terug...

Om kwart voor drie landden we op Waingapu, de hoofdstad van Soemba. Vanuit de lucht hadden we het al gezien, maar het landschap van Soemba ziet er compleet anders uit dan de eilanden waar we de afgelopen dagen vertoefd hebben. Een stuk droger, uitgestrekte vlaktes met af en toe een boom, wat huisjes en ook regelmatig vee (koeien en geiten). Jan wachtte ons op en daarna was het wachten op onze bagage. Meteen raakten we in het Soembanese ritme: op de een of andere manier was het nodig om de drie gevulde bagagekarren zo’n half uur bij het vliegtuig te laten staan, terwijl honderden mensen zich verdrongen rond de enige transportband in de kleine aankomsthal. Maar nadat we alles bijeen verzameld hadden, konden de koffers bovenop de bus en wijzelf erin.

De rit ging allereerst naar de kerk van Waingapu, waar tegenwoordig ook de theologische school van de GGRI (Gereja-Gereja Reformasi di Indonesia) gevestigd is. Jan heeft hier de afgelopen week lesgegeven en is als ‘flying teacher’ hier vier keer per jaar een aantal weken actief als docent. We werden in het kerkgebouw ontvangen door dominee Jan en zijn vrouw en de studenten, een stuk of 15. In totaal studeren hier 21 studenten, maar een aantal van hen doet een praktijkjaar in een plaatselijke gemeente. De totale studieduur is vier jaar, waarvan dus één stagejaar. De jongens wonen hier intern en gaan af en toe ’s naar huis. Ze stelden zich allemaal voor en vertelden kort iets over henzelf, Jan vertaalde. In leeftijd variëren ze van 20-25; één van hen was 35 (net zo oud als Arjan). Ze krijgen elke dag les (vijf dagen/week) van 8-12 uur. Ook wijzelf stelden ons even voor; vooral de leeftijd van opa Rinus (82 jaar) maakte diepe indruk… De kerk heeft plannen voor nieuwbouw van een scholencomplex/campus en de dominee liet daarvan wat tekeningen van de aannemer zien. Zowel aan de kerken in Nederland (via De Verre Naasten), als de kerken in Australië is gevraagd een financiële bijdrage te leveren.  

Tegen vier uur vertrokken we Wai Marangu, een rit van zo’n anderhalf uur. De weg was prima, de chauffeur had er flink de sokken in. Af en toe even afremmen voor wat koeien, geiten of een overbeladen vrachtwagen met een laadbak vol mensen. Als je door de spleetjes van je ogen keek, waande je je tijdens de rit op Terschelling: droog helmgras, af en toe een struik duindoorn en wat duinen op de achtergrond… Maar als je je ogen beter de kost gaf, zag je dat je totaal ergens anders was: regelmatig wat huisjes/kleine dorpjes, brommertjes, geiten en koeien. Inmiddels ging de zon onder en kwamen we in ’t donker aan bij het gastenhuis in Wai Marangu. Dit is het huis waar Jan en Alie in de jaren ’80, tijdens hun Soemba-jaren, met hun kinderen woonden. Tegenwoordig is dit huis in bezit van de kerk (GGRI) en is het te huur voor gasten/bezoekers.

We werden vriendelijk ontvangen door de ‘oppassers’/beheerders van het gastenhuis en hun drie kinderen, alle drie genoemd naar Nederlandse zendingswerkers: Henk Oostra, Dineke (Groen) en Thijs (Oosterhuis). Alie verdeelde de kamers, waarna we met elkaar nasi aten. Vervolgens moesten de koffers van het dak. Daarna vertrokken Jan, Arjan, Marga en Jenny met de bus naar een huis ietsje verderop, omdat niet iedereen in het gastenhuis kan slapen. Dit is het huis van Indyo, de lokale medewerker van De Verre Naasten, die de kerken hier adviseert bij hun kerkelijke administratie, projectmanagement en de stichting Yakerrsum (ook van de kerk) begeleidt/adviseert bij de uitvoering van de verschillende landbouwprojecten op Soemba. Ook de chauffeurs slapen hier. We moeten hier zuinig aan doen de elektriciteit, want dat wordt geleverd door zonnecellen of een generator. Ook mobiel bereik is hier terplekke een schaars goed, daarvoor moeten we een stukje verderop de berg op. Water is er op ’t moment wel genoeg, want er is hier de laatste tijd erg veel regen gevallen. Maar helaas zijn daardoor de oogsten mislukt…

Na nog wat mandiën – een douche is hier niet, je gooit gewoon een bakje water over je heen – gaan we slapen. Allemaal onder de klamboe, want er zijn hier muskieten… En vanwege mogelijke malaria zijn we allemaal aan ‘de pil’. Maar slapen gaat prima, raampjes open, muskietengaas ervoor en onder een lakentje.


donderdag 28 april 2011

Donderdag 28 april – dolfijnen, kunstenaars in Ubud, sunset in Kuta

’s Ochtends vroeg op in Lovina Beach (Bali): om 5.45 uur kwamen er drie boten uit het donker opdoemen, richting het strand van ons hotel om ons vervolgens mee te nemen om voor de kust dolfijnen te gaan spotten. Alie en Marga waren krap op tijd; 5 minuten ervoor sprongen ze uit hun bed, want een wekker hadden echt ze niet nodig… De bootindeling werd gebaseerd op snorkelaars en niet-snorkelaars, want zeven medereizigers zouden, direct na het dolfijnen spotten, gaan snorkelen in zee. En ook dat moet ’s ochtends vroeg gebeuren, als de zee nog wat kalm is.

We voeren in ranke, smalle bootjes met aan beide kanten een drijver, een stuurman en een lawaaierig motortje de zee op. Onze drie bootjes waren niet de enigen, want vanaf verschillende stranden kwamen er bootjes aangevaren met nieuwsgierige toeristen. In totaal wel zo’n 30-40 bootjes. Langzamerhand kwam ook de zon op, een mooie zonsopgang. En niet veel later: yes, de eerste dolfijn! Wat een snelle, gestroomlijnde vissen zijn dat. Ze zwommen en doken voor de bootjes uit en soms ertussenin, steeds in groepjes van een stuk of 5-10. Af en toe ook een moeder met een kleintje. We zagen zelfs een aantal pirouettes voor onze neus gebeuren. Waarschijnlijk wat macho-dolfijnen… Er werd flink gefotografeerd, maar dat bleek met die snelle beestjes lastiger dan het eerst leek. De meesten van ons borgen het toestel dan ook maar weer op en genoten van het schouwspel. Goed rondkijken en dan hopen dat ze vlakbij je boot opspringen.

Na een uurtje voeren we weer richting de kust. Jaap, Erna, Peter en Jenny waren al eerder vertrokken om te gaan snorkelen. Om Jaap in z’n zwemvliezen te krijgen, moest Jenny al haar verloskundige inzichten gebruiken om dat tot een succes te laten worden. Maar ’t is gelukt! Het snorkelen was zeer de moeite waard:  wat een prachtig gezicht, ’t is net of je in een tropisch aquarium zwemt. Arjan en Marga volgden even later. Al die kleuren en vormen die je onder je ziet zwemmen, schitterend! Zelfs Noord-Balinese tijgervissen op deze locatie… Met wat brood of biscuitjes kon je de vissen naar je toe lokken en eten ze uit je hand.

Tegen een uur of negen waren we allemaal – de niet-snorkelaars waren er natuurlijk al een stuk eerder – terug in het hotel. Na het ontbijt is er nog wat gerust, de tas weer ingepakt en vertrokken we rond een uur of half elf, met beide auto’s. Onderweg hebben we koffiegedronken bij een schitterend uitzichtpunt op een dal met groene sawa’s en vulkaantoppen tegen de achtergrond. De terrassen met rijstvelden waren goed te bekijken. Verderop kwamen we nog een aantal apen tegen, langs de kant van de weg.

Onze volgende stop was het kunstenaarsdorp Ubud. Een Amerikaanse vrouw had ons bij het ontbijt al gewaarschuwd: very busy. Nou, dat klopte inderdaad: druk, druk, druk. Even een uurtje daar over de markt gelopen, een vol pakhuis met allerhande souvenirs, schilderijen, fruit, sarongs en housnijwerk. En afdingen hoort hier bij de nationale gewoonten, maar af en toe voelt het ook wel wat ongemakkelijk om over 1 of 2 euro te onderhandelen…

Terug in Kuta haalden we onze koffers weer van de extra gehuurde kamer en werd er gewassen (en vannacht gedroogd voor de droge lucht van de airco), geshopt, gezwommen en de zonsondergang op het strand bewonderd. We waren niet de enigen; op het strand was het rond half zes het hartstikke druk met mensen die de sunset in Kuta wilde meemaken. Hoge golven op de voorgrond, mooi zonlicht op de achtergrond. Helaas was het net boven zee wat bewolkt, dus zagen we de zon niet in zee zakken…

Om half acht aten we in het restaurant van het hotel. Alie had ons in eerste instantie vrijaf gegeven om op een zelfgekozen tijdstip in het restaurant te eten. Maar iedereen vond ’t veel gezelliger om dat met elkaar te doen, dus spraken we af om half acht. We aten vandaag a la carte, in tegenstelling tot de andere dagen, waarbij Alie vaak een buffet liet samenstellen of op een bepaalde tijd een maaltijd bestelde et eten bestelde. Dat betekende dat we ook flink wat meer tijd voor het eten nodig hadden (tot half 10), maar ’t was heerlijk. Daarna de koffer ingepakt, zodat we morgenochtend om 8 uur bepakt en bezakt aan het ontbijt kunnen zitten.


woensdag 27 april 2011

Woensdag 27 april – Trekking Munduk, massage Lovina Beach

Deze dag begon voor velen van ons - behalve degenen met oordoppen en degenen die hun gehoorapparaat uit hadden - al vroeg: bij het ochtendgloren begonnen de vele hanen in Munduk te kraaien. En de honden te blaffen. Sjonge, wat een beestenlawaai. Is het geen iman, is het nu een ihaan… Die flinke hanen zitten in manden (omgekeerde korven) en zetten de Balinezen in bij hanengevechten. En kukelekuen dat ze kunnen!

En verder: hoera voor jokkebrok Marga, want ’t is vandaag 27 april, haar verjaardag (zie vrijdag 22 april)! We hebben haar vanochtend feestelijk toegezongen en, namens ons allen, leuke cadeaus gegeven: een leuke Bali-tas en een prachtig fotolijstje met een grappige groepsfoto. Dat had je nou niet hoeven doen… Een feestelijk begin van deze dag; dat belooft nog wat. Daar kan geen Hindoestaanse tempelmus tegenop, beste Rinus. Zelfs niet de mus van psalm 84!

Om 8 uur vertrokken we met een lokale gids richting de rijstvelden (sawa’s). Een flinke tocht van stijgen en dalen over glibberige paadjes, vandaar dat Corrie, Rinus en Ada vanochtend niet meegingen. De trekking was geweldig: we liepen door terrassen met rijstvelden, raakten onder de indruk van het eeuwenoude, ingenieuze watersysteem en kwamen allerlei planten tegen: vanille, koffie, kruidnagel, kokosnoot, banaan, citroengras, cassave, cacao, nootmuskaat, etc. Allemaal specerijen die de VOC ooit exporteerde richting Nederland. Bijzonder om die hier in het wild te zien en te ruiken. Tijdens een pauze werden er drie kokosnoten uit de boom gehaald en dronken we die om beurten leeg: heerlijke, koele kokosmelk. Door de dikke schil om de noot, blijft de kokosmelk erin lekker koel. Een paar keer kwamen we, in een stalletje, een koe tegen, soms met een klein koetje erbij (een kalfje, volgens Spakenburger Jaap, maar daar kan ‘ie wel ’s gelijk in hebben, aangezien hij met boerendochter Eeke is getrouwd). Enkelen van ons zijn bij de laatste klim opgehaald door de auto, maar de echte bikkels (Jenny, Hinke, Jaap, Henk, Peter en Arjan) hebben de hele tocht lopend volbracht.

Na een lekkere douchebeurt en koffie/thee met een gefrituurde bananensnack, vertrokken we met beide auto’s richting Lovina Beach, ongeveer een uurtje rijden. Onderweg proefden we nog de durian: een vrucht die flink stinkt en daarom nog nooit door Alie geproefd was. Maar onze chauffeurs vonden dat je Indonesië niet echt beleefd had, als je niet van de durian gesnoept had. Dus aan de kant van de weg zo’n vrucht gekocht (ongeveer zo groot als een flinke ananas), in stukken laten hakken en het vruchtvlees opgegeten. Proefde niet eens zo gek, maar waarschijnlijk lekkerder als juice/sap.

Om half twee kwamen we aan bij ons nieuwe hotel in Lovina Beach, het Adyita Beach Resort, direct aan zee gelegen. Nadat Alie eruit was over de prijs van de kamers en het diner, konden we meteen een afspraak maken voor een massage van een uur. Een flink aantal van ons heeft zich daarvoor opgegeven. Geen verkeerde keuze: in een uur tijd masseerde een Balinese al je spieren, van top tot teen weer los. Anderen vermaakten zich prima met zwemmen in het zwembad/in zee, lezen, puzzelen en foto’s maken van de vogeltjes in de tuin.     

’s Avonds, bij ons dinerbuffet, werd er een Balinese dansvoorstelling: drie meiden in traditionele kledij voerden een sierlijke dans op. Dan doet we hun niet na… Avondsluiting deden we in een ‘pondokje’ (onder een afdakje bij zee), in het donker. Corrie kon met een koplampje mooi Henk bijschijnen, zodat hij de kleine lettertjes in de Bijbel goed kon lezen. ‘Schijn een lichie op mij…’

Morgen vroeg op, om 5.45 uur vertrekken we met bootjes vanaf het strand. Een eind uit de kust gaan we dan, als het goed is, dolfijnen spotten. En voor de liefhebbers is er snorkelen toe. Maar voor nu: welterusten!

dinsdag 26 april 2011

Dinsdag 26 april – van Kuta naar Munduk

Alie bleek ons weer naar een mooi hotel te hebben gebracht, gisteravond laat… Vanochtend konden we alles ’s goed bekijken, prima kamers, lekker zwembad. Wat hier op Bali meteen opvalt, is het hindoeïsme: overal om je heen zie tempels, beelden, kleine offerplaatsjes en offertjes van bloemen (Afrikaantjes, hortensia’s, vers gras, rijst, snoepjes, wierook). Alles om de (voorouder-)goden te vriend te houden. Bijzonder om mee te maken en volledig geïntegreerd in de Balinese cultuur.

Vanochtend hadden we tot 12 uur vrijaf voor ontbijten, zwemmen (zwembad/zee: een prachtig wit zandstrand!), wat shoppen, want Kuta is een echt toeristenoord met volop zonnebrillen, T-shirts, hemdjes, rokjes en allerlei recreatie-activiteiten. Alie en Marga trakteerden zichzelf vanochtend op een uitgebreide massage.

Met twee auto’s vertrokken we - na het uitchecken, het afrekenen van de minibar en het extra boeken van één kamer voor twee dagen (voor onze koffers) - met lichte bepakking richting Tanah Lot, een hindoeïstische zeetempel, gelegen op een rots in zee. ’t Was ongeveer een uurtje rijden. Onderweg kregen we uiteraard een pepermuntje van Rinus: hij heeft voor elke vakantiedag een rol King meegenomen, 25 in totaal! De tempel Tanah Lot is prachtig gelegen en zowat op iedere folder over Bali te vinden. Hoeveel foto’s zullen hier wel niet van gemaakt zijn… Wij deden driftig mee om het aantal geschoten foto’s verder te verhogen. Peter en Erna durfden de overtocht door het lage zeewater aan en hebben in de tempel een reinigingsritueel meegemaakt. En Rinus schoot, met gevaar voor eigen leven, nog wat foto’s van een fotograferende Arjan. Dat kon niet iedereen op prijs stellen…

We sloten ons bezoek aan Tanah Lot af met een lekker kippensoepje in één van de restaurants terplekke. Met wat rijst erbij een prima lunch! En ook hier: offertjes, beelden, kleuren (oranje, wit, geel), parasolletjes en tempeltjes in overvloed. Wat dat betreft, zijn die Balinezen erg kunstzinnig: alles is rijkelijk versierd.

Onze tocht ging verder over het eiland, in noordoostelijke richting. De bergen in. Poeh, flink klimmen. En altijd weer die brommertjes, ook hier. Alhoewel het niet zo’n gekkenhuis is als in die grote Javaanse steden. Voortdurend zagen we prachtige terrassen met rijstvelden, omzoomd met palmbomen en bananenbomen. Ook doemden er flinke vulkaantoppen (+2000 meter) op, omsluierd met wat wolken. Want ’t was inmiddels wat bewolkt geworden. Arjan kreeg nog een sms’je uit Buitenpost, waarin z’n vrouw Marion meldde dat er in Pangandaran een aardbeving was geweest (waar we vorige week donderdag nog waren, nog maar 5 dagen geleden). Marion had dat in Buitenpost van de vrouw van Irvino gehoord. Arjan heeft nog even met hem gebeld: ’t was een kleine beving van 10 seconden, maar men was nog wel even bang dat er een tsunami zou komen. Gelukkig is het rustig gebleven… Raar dat zo’n bericht je dan via de andere kant van de wereld bereikt. Alie was ondertussen ook druk aan het sms’en met Jan, maar dat ging over de prijs, de aankomsttijd en de dinertijd van ons hotel straks. Ook da’s allemaal goed gekomen.

Onderweg maakten we nog een tussenstop bij een tempelcomplex in en bij een vulkaanmeer. Ook hier flitsten onze fototoestellen weer gewillig en snorden de videocamera’s genoeglijk. Wat een prachtige plek! Er was net een feest geweest en de ‘rommel’ werd net opgeruimd. Da’s ook bijzonder om te zien: de zorgvuldig samengestelde offertjes worden zo met de bezem bij elkaar geveegd. Dat zullen we nog veel vaker zien: het neerzetten van de offertjes gaat met veel devotie, maar daarna verregenen ze, waaien ze op straat, verwelken de bloemen. Je staat er zomaar (per ongeluk) bovenop of je ziet ze in de berm liggen… Heel apart.

Eindpunt van onze reis was het dorpje Munduk, op zo’n 1400 meter hoogte gelegen, in de bergen. De weg ernaartoe was een hele belevenis: hellingen met 30% stijgen of dalen vielen ons regelmatig ten deel. Maar de uitzichten waren er ook naar, alhoewel het wel wat heiig en bewolkt was. Tegen zes uur waren we bij ons hotel Guru Ratna, prachtig gelegen met een fantastisch uitzicht. We werden er, als medereizigers van ibu Alie , allervriendelijkst ontvangen.  Vanuit de ‘eetzaal’ en ook vanuit de slaapkamers van Peter en Erna en Arjan, die vannacht in de ‘backpackers-kamers’ sliepen, was het uitzicht fantastisch. Je ziet groene bergen, terrassen met rijstvelden, de zee en vulkaantoppen op de achtergrond. En met de ondergaande zon erbij was het helemaal het fotograferen waard!

Het Balinese eten smaakte ons prima, net als de bijbehorende thee (gemaakt van verse kruiden uit de bergen). Als toetje kregen we groene pannenkoekjes, gevuld met kokos en palmsuiker. Heerlijk. Eerst allemaal één, maar daarna kwam er nog een tweede ronde rolletjes. Maar die waren enkel bestemd voor ‘iedereen die zelf nog geen rolletjes heeft’.

Omdat Munduk niet bepaald stedelijk gebied is, was de sterrenhemel hier goed te zien. Met behulp van Peters mobiele telefoon (en een handige programmaatje van Google) konden we de sterrennacht analyseren. Zo vonden we het Zuiderkruis, dat alleen op het zuidelijk halfrond te zien is. En het kompas van Jaap gaf aan dat de punt van het Zuiderkruis inderdaad precies naar het zuiden wees. Wel klonk er plotseling een ijselijke kreet: Arjan stapte achteruit en raakte prompt aan lager wal. Gelukkig kon hij uit de goot getrokken worden. De schade: een kleine schaafwond aan de knie. 


maandag 25 april 2011

Maandag 25 april – verkenning Kraton Yogyakarta en met Alie naar Bali

Al vroeg klonk er vanochtend gespetter vanuit het zwembad: Peter, Jaap, Corrie en Henk waren daar al vanaf 6.30 uur actief... Ondanks uitslaap-mogelijkheden, staat het interne klokje inmiddels aardig vroeg afgesteld. Vanochtend hadden we een vrije ochtend, aan het eind van de dag reizen we met Alie naar Bali.

Na het ontbijt bleek vlakbij ons guesthouse een lokale groente- en warenmarkt te zijn. De markthal was open vanaf het ochtendgebed – da’s elke ochtend om 4.30 uur, luid en duidelijk te horen – tot ’s middags een uur of drie. Bijzonder om daar als westerling tussen de gewone Indonesiërs rond te lopen, zonder andere toeristen. Wat een geuren: geraspte kokos, gedroogde vis, verse pepertjes, opgedroogd zweet, gekookte soep, gebakken kroepoek, verse meerval… En kleuren: oranje wortels, rode chipszakjes, roze darmen, grijze vissen, gele bananen, groene paprika’s, lichtblauwe onderbroeken, zuurstokroze haarknipjes, witte kroepoek. We keken er onze ogen uit: koeienpensen- en hersens, zomaar een ‘dokter’ die je bloeddruk kan meten, oude vrouwtjes met verse groenten, levende vissen, een geitenkop, geslachte kippen (en kippenkoppen en -poten). Een hele belevenis en erg fotogeniek!

Om 11 uur stonden onze koffers in de bus en vertrokken we richting een batikfabriek. Mooi om te zien hoe echte batikstof helemaal handmatig gefabriceerd wordt. Een precies proces, waarmee of met de hand patronen getekend of gestempeld worden op witte stof (katoen of zijde). Dat tekenen of stempelen gebeurt met was, zodat bij het verven van de stof daar straks geen kleur komt. Andere medewerkers kleuren de patronen in, krabben de was eraf en wassen de stof uiteindelijk in heet water of benzine (bij zijde). Het resultaat: prachtige, handgemaakte batikstof, waarvan overhemden, sarongs, hemdjes, sjaaltjes gemaakt kunnen worden. Uiteraard kon er in de shop gekocht worden; enkelen van ons verschaften zichzelf zo’n mooi kledingstuk. Uiteindelijk moest Alie nog de vaart erin zetten om de winkel weer te verlaten, omdat we richting het Kraton (paleis) van Yogyakarta gingen. En dat sluit om 2 uur ’s middags.

Het Kraton Ngayogyakarta Hadiningrat wordt nog steeds bewoond door de sultan van Yogyakarta, inmiddels is het de 10e in rij (sultan Hamengkoeboewono X). Vroeger regeerde de sultan over het Javaanse rijk, tegenwoordig is de sultan gouverneur van het gebied. Regelmatig komen hier wereldleiders op bezoek, ook onze Oranjes hebben hier connecties. Hij woont hier samen met z’n vrouw en vier dochters. Eigenlijk is het nog wachten op een zoon… We kregen een gids in traditionele kleding mee, compleet met zwaard op z’n rug. De man sprak wat beroerd Nederlands, maar enkele woorden heeft hij een keer of honderd herhaald: mannelijk, vrouwelijk, water, voer, loecht en aarde. Voortdurend bleek in het kraton dergelijke symboliek te vinden te zijn. Hij legde uit dat het paleis precies middenop Java ligt, als een navel op de buik. In de verschillende paleisgebouwen waren vooral veel foto’s en voorwerpen te vinden van de vorige sultan (de 9e sultan), met de toepasselijke naam sultan Henkie. Onze eigen Henk steeg meteen een stuk in aanzien… Sultan Henkie studeerde in Leiden, samen met prinses Juliana en was later ook betrokken bij de onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië (in 1949), tegen de zin van de Nederlanders. Yogyakarta is toentertijd ook even hoofdstad van de nieuwe republiek geweest. Op een gedenksteen liet sultan Henkie – in het Nederlands – optekenen: ‘Al heb ik een uitgesproken westerse opvoeding gehad, toch ben en blijf ik in de eerste plaats een Javaan’.

Na het Kraton begaven we ons per bus naar de Jalan Malioboro, de bekendste winkelstraat van Yogyakarta. In een groot winkelcentrum – wat zijn de verschillen tussen arm en rijk in dit land toch enorm groot – deden we ons de pizza’s van Pizzahut goed smaken. Daarna hadden we twee uurtjes vrijaf om te winkelen, in en buiten het winkelcentrum. Ondertussen barstte er ook nog een stevige, tropische bui los. Handige jongetjes maakten meteen van de nood een deugd: voor een paar duizend roepia’s kon je een paraplu van hen lenen en daarmee naar de overkant van de straat lopen. En ondertussen renden die jochies drijfnat achter je aan, zodat je aan de overkant de paraplu weer terug kon geven.

Om half 5 troffen we elkaar weer bij McDonalds, waarna we met de bus richting vliegveld reden. Koffers uitgeladen en daarna onze chauffeur (Pa Nour) uitgezwaaid. Vriendelijke vent en een prima chauffeur. Vervolgens de koffers en wijzelf door de scan en ingecheckt bij Lion Air. Alle koffers kwamen op naam van Erna, dus die is met flink wat ‘overgewicht’ naar Bali gevlogen… Alhoewel dat vliegen nog wel even duurde: we waren flink op tijd op het vliegveld (half zes) en vlogen uiteindelijk, vanwege een uur vertraging om half 10. Ondertussen hebben we tijd gedood met lezen, mensen kijken, rondneuzen in de boekenwinkel (met een hele batterij aan religieuze boeken, alle godsdiensten waren vertegenwoordigd , van de Dalai Lama, de Koran tot aan een boek met Bijbelse quizvragen, gebroederlijk (of gezusterlijk?) naast elkaar. Om half tien konden we naar ons vliegtuig lopen en ons opvouwen in onze stoelen. Rinus met z’n lange benen kreeg – samen met zijn Ada – een ruimer plekje bij de deur.

De vlucht naar Denpasar duurde een uur, maar door het tijdsverschil moesten onze horloges bij aankomst een uur extra vooruit. Dus was het ineens half twaalf. Onderweg kregen we niet iets te eten/drinken aangeboden, dus was Jaap wel genoodzaakt om Eeke’s tas te doorzoeken op iets eetbaars. En zowaar… daar was nog een kuipje aardbeienjam te scoren van een vorig hotel. Jammiejammie, heeft ‘ie lekker leeggesmikkeld…

Bij aankomst werden we opgehaald door twee grote auto’s van ons hotel. Met dertien personen incluis bagage was dat flink proppen, maar ’t was maar tien minuutjes rijden. Vol verwachting waar we nu weer terechtgekomen zijn, zijn we deze Tweede Paasdag gaan slapen. De benjamin en de walrus zochten voor het slapengaan nog even het zwembad op. Heerlijk, even afkoelen.

P.S. dit dagverslag is de volgende ochtend gemaakt (dinsdag), in het restaurant van ons hotel. Bali is prachtig, heerlijk weer en een mooi strand om de hoek. Wel een stuk toeristischer dan Java. Tekenend daarvoor is de muziek bij het schrijven: instrumentale versies van ‘Het kleine café aan de haven’ en ‘De meeste dromen zijn bedrog…’.

zondag 24 april 2011

Zondag 24 april – Pasen: een rustdag in Yogyakarta

Halleluja, de Heer is waarlijk opgestaan! Selamat Paskah (fijne Paasdagen).

Na het ontbijt (rond 7 uur) vertrokken we om half acht richting de kerk. Vandaag bezochten we een dienst van de gemeente ‘Marga Mulya’ van de Gereja Protestan di Indonesia bagian Barat (GPIB), een selfsupporting Indonesische  kerk, begin vorige eeuw ontstaan uit de zending vanuit de (ongesplitste) gereformeerde kerken in Nederland. We waren flink op tijd, dus konden wat foto’s maken van het gebouw. Binnen stonden mooie teksten te lezen, zoals boven de preekstoel: die in my gelooft, heeft het eeuwige leven. We werden uitgenodigd om op de voorste rij te zitten.

Van de dienst (vanaf half 9, plus 10 minuten) konden we weinig volgen, maar meelezen uit het Paasevangelie ging prima. Ook bijzonder is hier de gewoonte dat de lezing van de preektekst door de hele gemeente wordt gedaan: de predikant (vandaag helemaal in het wit, de kleur van Jezus’ opstanding) leest ’t in stukjes voor en de gemeente zegt het dan na. Het meezingen van de Paasliederen (op de beamer) was mooi. Ondanks dat je eigenlijk niet weet wat je zingt, zijn sommige melodieën bekend en voel je de verbondenheid met Indonesische gelovigen als je met hen meezingt. De Geest spreekt alle talen! Tegen tienen was de dienst afgelopen.

Terug in het hotel dronken we koffie met lekkere koek (brownies) erbij. Daarna is er geslapen, gezwommen, gerust. Om 2 uur zochten we weer een restaurantje in onze straat op, deze keer van een Nederlandse eigenaar. Allemaal een lekkere versgeperste fruitdrank en daarbij gado gado, kippensoep, salade niçoise of een uitsmijter. Helemaal prima. Arjan, Henk en Rinus verschaften zich vervolgens nog een handgemaakt batik-shirt.

Om 5 uur luisterden we naar een toepasselijke Paaspreek over de Emmaüsgangers en zongen we - heerlijk buiten - een aantal liederen om Jezus’ opstanding te vieren. Tegen 7 uur kwam de eigenaar van het lokale reisbureau hier in Yogyakarta (Pondok) ons ophalen: na het afrekenen met Alie nodigde hij ons uit voor een maaltijd op een kampong, net buiten de stad. Daar maakt een vrouwtje zulke lekkere mie dat mensen van heinde en ver daarnaartoe komen om het te eten. Met twee auto’s reden we erheen (de bus paste niet door zulke kleine straatjes…) en het was heerlijk. Vooraf kregen we wat kroepoek en sojaboontjes (vers uit de schil) te eten. Henk heeft ook nog een groen pepertje geproefd, maar dat bezorgde hem een flinke huilbui… Het pepertje zelf viel wel mee, want dat had hij vakkundig van de pitjes ontdaan. Maar daarna wreef ‘ie nog even langs z’n oog. En dat had ‘ie nou niet moeten doen… De mie met kip was inderdaad heerlijk. En de sfeer zat er goed in, alhoewel er wel een scheiding der geesten ontstond. Gelukkig is alles in de auto weer goed gekomen… Pondok, bedankt!

zaterdag 23 april 2011

Zaterdag 23 april – via de Borobudur naar Yogyakarta

Vanochtend was, ondanks een uitgelezen uitslaap-mogelijkheid, iedereen al rond een uur of zeven van bed af. Kwestie van gewenning… Omdat we vanochtend wel even de tijd hadden, ging de een even wandelen over het prachtige resort waar we vertoeven, anderen gingen zwemmen, weer een ander dronk een bakje koffie voor het appartement, heerlijk in de zon, met een boekje erbij.  Nu het licht was geworden, ontdekten we dat we terechtgekomen waren op een prachtige plek: veel groene struiken, bloemen, allerlei soorten bomen, verschillende vogeltjes, vlinders, stromend water, uitzicht op een vulkaantop en hagedisjes in de boom (door Hinke ontdekt). Ook het ontbijt was uitgebreid en prima verzorgd.

Tegen 11 uur vertrokken we met de bus, op weg naar de boeddhistische tempel Borobudur. Omdat we daar niet op het heetst van de dag terecht wilden komen (in zo’n bak stenen kan het ontzettend heet worden…), maakten we een tussenstop bij een zilversmid: Borobudur Silver. Een Nederlandssprekende medewerker legde ons precies uit hoe zilveren sierraden worden gemaakt. En we zagen enkele smeden aan het werk: prachtige dingen kunnen ze maken. Uiteraard kon er terplekke gekocht zilveren sierraden en souvenirs gekocht worden. Zo’n buitenkans lieten Marga en Eeke niet zomaar aan zich voorbij gaan… In het restaurant terplekke dronken we nog wat, de meesten kozen voor een traditionele drank met o.a. kaneel en gember. Een prima keuze.

Alie had ons van tevoren al gewaarschuwd dat er bij de Borobudur veel verkopers zouden zijn. Nou ze kreeg gelijk: tassen, batik-blouses, postzegels, bromtollen, boeken, kaarten, waaiers, parachutes, koelkastmagneten… En natuurlijk ‘niet doer’. Meteen toen we de bus uitstapten, werden de koopwaren enthousiast en vriendelijk onder onze neus gehouden. Snel door naar de ingang van het tempelterrein, want daar mogen de verkopers niet komen… We gingen naar binnen via de ingang voor international visitors (die moeten hier extra betalen) en werden verwelkomd met een flesje water. Ook kregen we allemaal een sarong (een lap stof die je als rokje moet dragen) omgebonden. Een charmant gezicht, vooral bij de mannen in ons gezelschap…

Met een Nederlandssprekende gids gingen we het tempelterrein op. Na op de foto te zijn gezet, klommen we de tempel op. De gids vertelde honderduit over de ontstaansgeschiedenis, de symboliek en de religieuze betekenis van de Borobudur. Teveel om hier te herhalen… De Borobudur (het grootste boeddhistische heiligdom te wereld en de populairste toeristische bestemming op Java) is gebouwd tussen 750 en 825. Wat een klus! Hoe ze dat toen voor elkaar gekregen hebben…  In de honderden jaren daarna is de Borobudur letterlijk ‘uit beeld’ geraakt: het boeddhisme verdween uit de regio (en vanaf de 15e eeuw vervangen door de islam) en door enkele vulkaanuitbarstingen raakte het tempelcomplex bedekt onder een dikke laag vulkaanas en overgroeid met jungle. In 1814 ontdekten de Nederlanders, in opdracht van de Engelsen, het monument opnieuw. In de afgelopen is de tempel, ondermeer met Nederlands geld, gerestaureerd en staat het sinds 1991 op de Werelderfgoedlijst (van Unesco).

Opvallend is de symmetrie in het tempel gebouw, waarbij geldt dat hoe hoger je komt, hoe dichter je bij de hemel (nirwana) komt. De complete tempel bestaat uit zes vierkante terrassen die naar boven toe kleiner worden, waardoor een piramidevorm ontstaat (stoepa). Daar bovenop zijn drie ronde terrassen, met helemaal bovenop de centrale stoepa. Op die vierkante terrassen zijn galerijen met reliëfs over het leven van Boeddha en ook scenes uit het dagelijkse leven van die tijd. In totaal gaat het om 2672 (!) van die reliëfs. Rinus, Ada, Corrie en Alie bleven verder beneden, de rest van de groep klom verder de Borobudur op. Op de bovenste drie etages staan 72 kleine stoepa's, gebouwd rond de centrale stoepa. In al die 72 ministoepa’s bevindt zich een boeddhabeeld. Wat goed te zien was, is dat de open gaten in de onderste ministoepa's op hun punt staan (de weg is nog onzeker) en in de bovenste stoepa's vlak, horizontaal (de weg is duidelijk, het geloof stevig). Boven is het druk met toeristen, alhoewel dat vooral veel Indonesiërs zijn. En die willen (uiteraard…) graag met buitenlandse toeristen op de foto. Arjan en Jaap zullen binnenkort wel ergens in een Indonesisch fotoalbum prijken…

Afdalen was voor de hoogtevrezer Erna nog een spannend avontuur, maar ’t is allemaal goed gekomen. Op weg naar de uitgang moesten we onze sarong weer inleveren en raakten we terug in het domein van de souvenirverkopers. Enkele roepia’s later en wat spullen rijker (batik-tassen, bromtollen, waaiers en een boek) dronken we nog een bakje koffie met en banaan erbij. Onze beide buschauffeurs stonden ons lachend op te wachten:  het aantal mensen dat zich richting de bus begaf, bleek verdriedubbeld. Allemaal met twee verkopers aan onze zijde… Zelfs door de raampjes van de bus werd de koopwaar aangeboden. Binnen hebben we onze aankoopprijzen nog even vergeleken en konden toch niet aan de conclusie ontkomen dat we misschien toch nog teveel betaald hadden. Maar ach… die paar euro’s, hebben de verkopers ook ’s een goeie dag.

Om een uur of half vier vertrokken we richting Yogyakarta. Met de nodige stuurmanskunst wist de chauffeur de bus door de file te manoeuvreren. Wat een verkeerschaos is het hier af en toe… Onderweg kwamen we langs een indrukwekkende modderstroom met van vulkaanas van de Merapi (die vlakbij Yogyakarta ligt). Door de vele regenval de laatste tijd was de aslaag gaan schuiven en een flinke modderstroom (eigenlijk: vulkaanasstroom) veroorzaakt. Enorme stenen waren meegesleurd, huizen verwoest en palmbomen geknakt. Wat een imposant natuurgeweld…

Onze nieuwe onderkomen is Wisma Gajah, van een andere categorie dan waar we vanochtend waren, maar nog steeds een prima guesthouse. Na het verdelen van de kamers hebben we wat gerust en gezwommen in het zwembad terplekke. Om 7 uur hebben we verderop in de straat – ons guesthouse zit in een toeristisch straatje hier in Yogyakarta – lekker gegeten, compleet met live muziek.


vrijdag 22 april 2011

Vrijdag 22 april - Pangandaran-Magelang

Vandaag hadden we een fikse reis voor de boeg, de langste busreis van deze vakantie, zo’n 200 kilometer. En zoals al eerder gezegd, da’s in Indonesië een flink eind. Om 6 uur werden we gewekt door het hotelpersoneel, om 6.15 uur stonden de koffers bij de bus en na het uitgebreide ontbijt (en een stevige regenbui) vertrokken we om 7.15 uur uit Pangandaran.

Via Alie hadden de chauffeurs ons al gewaarschuwd dat een deel van de route hobbeldebobbel zou worden. En dat dat gewiebel niet aan hun stuurmanskunsten lag, maar aan de belabberde staat van de weg. Nou, ze hebben gelijk gekregen. Het eerste stuk, over het platteland van Midden-Java, was inderdaad een flinke schommelweg. Al slingerend probeerde de chauffeur de grootste kuilen zoveel als mogelijk te ontwijken. Spontaan werd ‘In een rijtuigie’ ingezet, maar toen Vinkeveen maar steeds niet in beeld kwam, verstomde het gezang spoedig. Wel gaf de langzame gang ons goed de mogelijkheid rond te kijken; soms waanden we ons in een Conimex-achtige sfeer, met hardwerkende mannen en vrouwen op de uitgestrekte rijstvelden (met van die ronde, Conimex-zonnehoeden), fietsen en scooters met allerhande bepakking, allerlei stalletjes en winkeltjes langs de weg, af en toe een brug, riviertje of spoorlijn en palm- en bananenbomen in overvloed.

Rond een uur of twaalf lunchten we in een Oosterse versie van McDonalds of Ikea-restaurant, compleet met een alternatieve ballenbak voor de kinderen, vriendelijk personeel en een flink buffet. Wij kozen - op aanraden van Alie - voor een gevulde ossenstaartsoep met een portie rijst. Ook kwam het personeel vragen of er iemand van de groep in april jarig was. En onder grote groepsdruk bood Marga zich aan; ineens bleek ze haar verjaardag op 27 april te vieren. Net als onze kroonprins. Dat is zelfs schriftelijk door haar vastgelegd op een formuliertje, de jokkebrok. En zoiets moet natuurlijk uitgebreid gevoerd worden, hieperdepiep hoera! Onze wannabe-jarige werd flink in het zonnetje gezet. Er werd ‘Lang zal ze leven’ gespeeld, er werd door het restaurantpersoneel voor haar gezongen en ze kwam op de foto met een feesthoed, bloemenketting en een heus Happy Birthday-bord boven haar hoofd. En als klap op de vuurpijl kreeg ze ook nog een lekker gebakje. En blij dat Marga met dit verjaardagsfeestje was… Gelukkig hebben we de foto’s nog.

Ons reisdoel voor morgen (zaterdag) is de boeddhistische tempel Borobudur, maar omdat het hotel op het tempelterrein bezet is vanwege festiviteiten, slapen we vannacht in een hotel in Magelang. Da’s een klein uurtje rijden vanaf de Borobudur. Onderweg kreeg Arjan, vanwege een sms’je over eerdere plasactiviteiten van een der medereisgenoten (zie de blog van precies een week geleden, zaterdag 15 april) zo’n aandrang dat hij verzocht tot een korte sanitaire stop. Dat werd uiteindelijk een bananenboom. Ook hiervoor geldt: gelukkig hebben we de foto’s nog…

Uiteindelijk kwamen we om 17.30 uur aan bij ons hotel in Magelang (Hotel Puri Asri). Da’s dus 200 Indonesische buskilometers in iets meer dan 10 uur (met een uurtje lunchpauze). Dan zit je vanuit Nederland al middenin Frankrijk… Maar goed, ons hotel bleek een luxe onderkomen te zijn; allemaal kregen we een prachtige kamer toegewezen. En omdat het bij aankomst al zo goed als donker was, zijn we erg benieuwd naar het uitzicht, morgenvroeg.

Het diner was heerlijk (soep vooraf, rijst, kip, vis, een toetje en koffie/thee na); de obers liepen hier keurig in pak/stropdas/vlinderstrik. Na het eten hebben we samen stilgestaan bij Goede Vrijdag, buiten in de openlucht. We hebben met elkaar gezongen, uit de Bijbel gelezen, geluisterd naar een korte overdenking, naar Goede Vrijdagmuziek en hebben we met elkaar gebeden. Dat was mooi, zo samen met elkaar, met bekende woorden in een ver land. Morgenochtend doen we het rustig aan, pas om een uur of elf vertrekken we uit dit hotel, rijden we wat rond en na de grootste middaghitte begeven we ons richting Borobudur. En het gekoelde bier uit de minibar smaakte prima!

donderdag 21 april 2011

Donderdag 21 april - rond Pangandaran

Het personeel van ons hotel (jonge jongens en meiden) spreekt - naast Engels - ook wat Nederlands. Zo weet de jongen bij het ontbijtbuffet zijn Indische hapjes prima aan de man te brengen: ‘Lekker, alles proberen’. En ’t was het proberen meer dan waard: een rijstrolletje met kip erin, opgerold in een bananenblad en een soort pannenkoekje van groen meel met er binnenin suiker en kokos. Heerlijk!

Tegen 8.15 uur vertrokken we met een lokale, Nederlandssprekende gids: hij had een mooi programma voor ons samengesteld. We reden eerst een stuk langs zee. Daar waren de gevolgen van de tsunami die Pangandaran op 17 juli 2006 trof nog goed zichtbaar: hele stukken leeg land, waar vroeger een school, hotels, restaurants en heel veel kleine bamboehuisjes stonden. Nu staan alleen de palmbomen er nog… Een desolaat landschap, getroffen door een metershoge vloedgolf die zo’n 500 slachtoffers naliet. De begraafplaats, waarvan deels een massagraf, is de stille getuige… Langzaamaan wordt in Pangandaran de draad er weer opgepikt en komt het toerisme in deze bekendste badplaats van Java weer op gang. 

Onze eerste stop was bij een kroepoekfabriekje: allereerst wordt van cassavemeel deeg gemaakt. Dat wordt vervolgens gemengd met een brij van gekookte vis en garnalen. Daar worden, tegenwoordig machinaal, vroeger met de hand, spaghettisliertjes van geperst, die op kleine hoopjes komen. Die ‘hoopjes’ komen bij elkaar op kokokmatjes te liggen en die worden een uur gestoomd in een stoomkast. Daarna worden de gestoomde ‘hoopjes’ 1-2 dagen buiten te drogen gelegd. Nu kun je ze zo bewaren (voelt aan als vermicelli), maar voordat je ze als kroepoek wilt eten, moet je ze nog bakken in olie. En dan gaan er tien ‘spaghettikroepoeks’ in een zakje en die worden verkocht voor 1000 Rp (da’s 8 cent). Heel wat werk voor zo’n beetje geld… Het fabriekje hier biedt werk aan 12 mensen.

Na de kroepoek reden we verder naar een prachtige, oudere mevrouw die palmsuiker maakt. We kregen er een kopje thee te drinken, met een ‘snoepje’ van gestampte pinda’s, kokos en palmsuiker erbij. Palmsuiker wordt gemaakt van het sap van de kokoksnootbloem (klapper). Onder de bloem hangt een emmertje of een plastic zak en gedurende de bloeitijd (zo’n 40 dagen) stroomt er elke dag anderhalve liter vocht uit de bloem. De mannen klimmen dan steeds naar boven om het sap op te halen, dat vervolgens urenlang wordt gekookt, zodat het indikt tot bruine, karamelachtige suiker.

Verderop in hetzelfde dorpje - we waren inmiddels echt op het platteland terechtgekomen, op een echte kampong - waren mannen bezig om de vruchten van de kokospalm te ontdoen van de schil. Daar binnenin zit de kokosnoot, zoals wij die kennen. Daar kan kokosolie uit geperst worden. De vezels in de schil kunnen gebruikt worden voor sisalmatten en wat overblijft is prima brandstof. Ook was een mevrouw bezig met het maken van ‘dakplaten’ van palmbladeren (van de moeraspalm).

Ietsje verderop kwamen we terecht bij een wayangpoppenmaker en -speler (wayang golek). De koppen van deze poppen worden uit hout gesneden en prachtig beschilderd; het zijn ware kunstwerken. Elke pop, met een draaibaar hoofd en beweegbare armen, heeft z’n eigen karakter, vaak ook gelinkt aan Indiase, hindoestaanse verhalen en karakters (goed en kwaad). Een goed poppenspel neerzetten, waarbij elke pop z’n eigen stemmetje en bewegingen heeft, vraagt flink wat oefening van de poppenspeler (dalang). Onze dalang van vandaag gaf een ware show weg, zelfs nog een stukje in het Nederlands. Erg knap gedaan!

Daarna reden we door naar de Green Canyon: een prachtig stuk natuur. Met drie ranke motorbootjes (met zijdrijvers) voeren we over een smaragdgroene rivier, met links en rechts een woud in alle kleurschakeringen groen die je maar kunt verzinnen, bananenbomen, palmbomen, teakbomen, lianen. We spotten er een zonnende varaan, maar voordat we de fototoestellen goed en wel bij de hand hadden, was ‘ie alweer verdwenen. Datzelfde gold voor de ijsvogel die Marga (mazzelaar!) zag zitten. Na een minuutje of tien varen, kwamen we in een kloof met hoge rotswanden en een waterval. Een prachtig gezicht, vele foto’s zijn er gemaakt. Wat een natuurschoon, super! Heerlijk ontspannen, zo’n tochtje over het water: mooie natuur om je heen, koel water (Erna heeft zelfs haar voeten overboord, schijnt te helpen tegen dikke enkels, een vrouwenkwaaltje), een fris windje en een lekker zonnetje erbij.

Terug bij de bus nam de gids ons mee naar de laatste ‘attractie’: een bamboe-hangbrug over diezelfde groene rivier. Vooral de lokale mensen hier maken er gebruik van, er kunnen er maximaal  zes tegelijk op, anders gaat ‘ie teveel wiebelen. Men gaat er om beurten lopend of met de scooter overheen. Een hele belevenis, want wiebelen kan die brug inderdaad… Rinus bleek ineens over een goed stel zeebenen te beschikken en Alie liep strak naar de overkant, de blik op oneindig. Mij maak je niet gek…

Na de bamboebrug zetten we voor onze lunch - ’t was inmiddels half één - koers richting Batu Kara, een vissersplaatsje zo’n 30 km ten westen van Pangandaran. Er was daar een mooie, beschutte baai, waar we neerstreken bij een visrestaurantje. Omdat de vis een hele tijd op zich liet wachten, namen Peter, Erna en Arjan een lekkere duik in zee. En zowaar, Peter spotte er met z’n zwembril op een heuse West-Javaanse tijgervis (niet de verwarren met de Oost-Javaanse versie, maar daarvan is de gele bandering bij dit gitzwarte visje wat grilliger). Ook Erna en Arjan konden - met zwembril - dit bijzondere schepseltje aanschouwen. Joepie!

De vis op ons bord was prima: met elkaar maakten we zeven exemplaren soldaat. Met z’n tweeën één vis. Behalve Jaap, die deed zich met zichtbaar genoegen tegoed aan een hele vis. Verder garnalen, rijst en zoet-zure saus erbij. En dat zittend op het strand, in de schaduw. Ronduit genieten.

Terug naar Pangandaran was het een uur rijden over een hobbeldebobbel-weg, echt over het Javaanse platteland. Elke keer is het weer een verrassing wat je te zien krijgt: veel moskeeën, lagere scholen, kinderen in schooluniform, kleine winkeltjes, bandenplakservices, visvijvers, bananenbomen, palmen, benzineverkoop (in flessen), prachtige oude Javanen, scooters, vrachtwagen met stenen of hout, etc. Terug in het hotel (om een uur of vier) werden we ontvangen we een bakje koffie/thee en gebakken cassave en ‘broodboomvruchten’. Daarna hebben de meesten nog even in het zwembad gepoedeld en nog wat gelezen/gewassen/uitgerust. Om half acht werd het dinerbuffet geserveerd, was weer prima. Het toetje (lekker ijs) kregen we van Peter en Erna bij de overburen, ter ere van hun 32 jaar. Bedankt!

woensdag 20 april 2011

Woensdag 20 april – van Bandung naar Pangandaran

‘Als nasi kan, dan kan patat ook!’ Zo, die staat. Marga was vanochtend de enige die de versgebakken frietjes nam, ’s ochtends vroeg om 6.30 uur. De rest zag zo’n vette hap niet zitten, maar deed zich genoegzaam tegoed aan gebakken toast, rijstkoekjes, omeletjes en fruit. En Marga dus aan patat. Al om 6.15 uur stonden onze koffers klaar bij de bus, zodat we vlot konden ontbijten en uiteindelijk om 7.15 uur bij ons hotel in Bandung wegreden. Op weg naar Pangandaran. Helaas was Ada het eerste deel van de reis niet erg lekker, maar met drie verpleegkundigen aan boord en broeder Rinus ernaast, knapte ze zienderogen weer op!

Vanuit Bandung reden we over het platteland van West-Java (Jawa Barat). Een prachtig landschap met vulkanische bergen, veel bananenbomen en kokospalmen, een moskee of twee in elk dorp, visvijvers en heel veel rijstvelden. Soms als uitgestrekte vlakten, vaak ook op terrasjes tegen de berghelling. Een prachtig gezicht: al die kleuren groen alleen al… Zulke rijstvelden (sawa’s) zijn kleine, omdijkte akkertjes. De manier van rijstbouw is eeuwenoud. Na de oogst ploegt de boer het land, met de hand, met een buffel en soms machinaal. Daarna planten vrouwen de jonge zaailingen van de rijstplant (die ze op andere akkertjes hebben opgekweekt) in een laagje water. Ze staan daarbij tot flink over de enkels in de blubber. Tijdens de groei van de rijstplant, een graansoort, laat men het waterniveau stijgen. Een interessant stukje watermanagement, volgens Henk, onze eigen Willem-Alexander. Als de rijstplanten dan volgroeid zijn, laat men het water weer weglopen om te oogsten. De planten worden afgesneden en de rijpe halmen worden uitgeschud. De aren worden vervolgens te drogen gelegd en daarna gemalen (om het vliesje van de rijstkorrel af te krijgen). Met de bus stopten we bij zo’n rijstveld, waarbij we mooie foto’s/filmpjes konden maken van de aanplant van rijstplantjes. En voor wat, hoort wat, dus de hardwerkende, giechelende ibu’s wilden daarvoor graag wat geld zien…

In een wegrestaurant lunchten we zo tegen 12 uur: soto ayam (kippensoep met rijst) of gado gado (een groenteschotel met pindasaus) en een kop koffie of thee. Daarna was het nog een kleine drie uur rijden naar Pangandaran. Op de kaart lijken het helemaal niet zulke einden, maar hier in Indonesië rijdt ’t niet echt door: stijgen, dalen, inhalen, opstoppinkjes in dorpjes… In totaal reden we vandaag zo’n 200 kilometer en waren we van 7.15 tot ongeveer 15.15 uur onderweg (met een pauze van 12.00-13.00 uur).

We werden bij ons nieuwe hotel ontvangen met een kokosnoot met kokosnotensap en een rietje. En chips van de broodboom. Dat smaakte prima. Nadat de kamers waren verdeeld, begaven we ons richting zee. Peter, Henk en Arjan waren bijna niet te houden, want ’t was een echte ‘mannenzee’: eentje met mooie, flinke golven. Het water van de Indische Oceaan was heerlijk van temperatuur; je dook er zo in. Zelfs Jaap moest er na een tijdje aan geloven, maar mooi dat ‘ie het vond. De golven waren super: na elke golf moesten we weer de zwembroek ophijsen. Maar ook de dames uit het gezelschap wisten wel raad met zo’n golfzee: Marga, Jenny, Erna, Alie en Corrie deden flink mee. Gelukkig verdween de zon achter de wolken, dus raakten we niet verbrand, terwijl de temperatuur heerlijk bleef.

Rinus liep, met de opgeknapte Ada (gelukkig!) aan zijn zijde, zo trots als een pauw over het strand: een leuk Indonesisch meisje wilde graag met hem op de foto. Zoiets laat Rinus zich geen twee keer zeggen. En warempel, even later lukte het Arjan ook…

Na wat schoonspoelen in het zwembad van het restaurant aten we om 19.00 uur. Dat was weer prima! Na het eten werd er nog wat gewandeld langs de boulevard, uitgerust en ontmoette Arjan opnieuw Irvino, die hij op dag 1 in Jakarta ook al ontmoette. Morgenvroeg uitslapen, pas om half 8 uur ontbijten. Welterusten!