Het personeel van ons hotel (jonge jongens en meiden)
spreekt - naast Engels - ook wat Nederlands. Zo weet de jongen bij het
ontbijtbuffet zijn Indische hapjes prima aan de man te brengen: ‘Lekker, alles proberen’. En ’t was het
proberen meer dan waard: een rijstrolletje met kip erin, opgerold in een
bananenblad en een soort pannenkoekje van groen meel met er binnenin suiker en
kokos. Heerlijk!
Tegen 8.15 uur vertrokken we met een lokale,
Nederlandssprekende gids: hij had een mooi programma voor ons samengesteld. We
reden eerst een stuk langs zee. Daar waren de gevolgen van de tsunami die
Pangandaran op 17 juli 2006 trof nog goed zichtbaar: hele stukken leeg land,
waar vroeger een school, hotels, restaurants en heel veel kleine bamboehuisjes
stonden. Nu staan alleen de palmbomen er nog… Een desolaat landschap, getroffen
door een metershoge vloedgolf die zo’n 500 slachtoffers naliet. De
begraafplaats, waarvan deels een massagraf, is de stille getuige… Langzaamaan wordt
in Pangandaran de draad er weer opgepikt en komt het toerisme in deze bekendste
badplaats van Java weer op gang.
Onze eerste stop was bij een kroepoekfabriekje: allereerst
wordt van cassavemeel deeg gemaakt. Dat wordt vervolgens gemengd met een brij van
gekookte vis en garnalen. Daar worden, tegenwoordig machinaal, vroeger met de
hand, spaghettisliertjes van geperst, die op kleine hoopjes komen. Die
‘hoopjes’ komen bij elkaar op kokokmatjes te liggen en die worden een uur
gestoomd in een stoomkast. Daarna worden de gestoomde ‘hoopjes’ 1-2 dagen
buiten te drogen gelegd. Nu kun je ze zo bewaren (voelt aan als vermicelli),
maar voordat je ze als kroepoek wilt eten, moet je ze nog bakken in olie. En
dan gaan er tien ‘spaghettikroepoeks’ in een zakje en die worden verkocht voor
1000 Rp (da’s 8 cent). Heel wat werk voor zo’n beetje geld… Het fabriekje hier
biedt werk aan 12 mensen.
Na de kroepoek reden we verder naar een prachtige, oudere
mevrouw die palmsuiker maakt. We kregen er een kopje thee te drinken, met een
‘snoepje’ van gestampte pinda’s, kokos en palmsuiker erbij. Palmsuiker wordt
gemaakt van het sap van de kokoksnootbloem (klapper). Onder de bloem hangt een
emmertje of een plastic zak en gedurende de bloeitijd (zo’n 40 dagen) stroomt
er elke dag anderhalve liter vocht uit de bloem. De mannen klimmen dan steeds
naar boven om het sap op te halen, dat vervolgens urenlang wordt gekookt, zodat
het indikt tot bruine, karamelachtige suiker.
Verderop in hetzelfde dorpje - we waren inmiddels echt op
het platteland terechtgekomen, op een echte kampong - waren mannen bezig om de
vruchten van de kokospalm te ontdoen van de schil. Daar binnenin zit de
kokosnoot, zoals wij die kennen. Daar kan kokosolie uit geperst worden. De
vezels in de schil kunnen gebruikt worden voor sisalmatten en wat overblijft is
prima brandstof. Ook was een mevrouw bezig met het maken van ‘dakplaten’ van
palmbladeren (van de moeraspalm).
Ietsje verderop kwamen we terecht bij een wayangpoppenmaker
en -speler (wayang golek). De koppen van deze poppen worden uit hout gesneden
en prachtig beschilderd; het zijn ware kunstwerken. Elke pop, met een draaibaar
hoofd en beweegbare armen, heeft z’n eigen karakter, vaak ook gelinkt aan
Indiase, hindoestaanse verhalen en karakters (goed en kwaad). Een goed
poppenspel neerzetten, waarbij elke pop z’n eigen stemmetje en bewegingen
heeft, vraagt flink wat oefening van de poppenspeler (dalang). Onze dalang van
vandaag gaf een ware show weg, zelfs nog een stukje in het Nederlands. Erg knap
gedaan!
Daarna reden we door naar de Green Canyon: een prachtig stuk
natuur. Met drie ranke motorbootjes (met zijdrijvers) voeren we over een
smaragdgroene rivier, met links en rechts een woud in alle kleurschakeringen
groen die je maar kunt verzinnen, bananenbomen, palmbomen, teakbomen, lianen.
We spotten er een zonnende varaan, maar voordat we de fototoestellen goed en
wel bij de hand hadden, was ‘ie alweer verdwenen. Datzelfde gold voor de
ijsvogel die Marga (mazzelaar!) zag zitten. Na een minuutje of tien varen,
kwamen we in een kloof met hoge rotswanden en een waterval. Een prachtig
gezicht, vele foto’s zijn er gemaakt. Wat een natuurschoon, super! Heerlijk
ontspannen, zo’n tochtje over het water: mooie natuur om je heen, koel water
(Erna heeft zelfs haar voeten overboord, schijnt te helpen tegen dikke enkels,
een vrouwenkwaaltje), een fris windje en een lekker zonnetje erbij.
Terug bij de bus nam de gids ons mee naar de laatste
‘attractie’: een bamboe-hangbrug over diezelfde groene rivier. Vooral de lokale
mensen hier maken er gebruik van, er kunnen er maximaal zes tegelijk op, anders gaat ‘ie teveel
wiebelen. Men gaat er om beurten lopend of met de scooter overheen. Een hele
belevenis, want wiebelen kan die brug inderdaad… Rinus bleek ineens over een
goed stel zeebenen te beschikken en Alie liep strak naar de overkant, de blik
op oneindig. Mij maak je niet gek…
Na de bamboebrug zetten we voor onze lunch - ’t was
inmiddels half één - koers richting Batu Kara, een vissersplaatsje zo’n 30 km
ten westen van Pangandaran. Er was daar een mooie, beschutte baai, waar we
neerstreken bij een visrestaurantje. Omdat de vis een hele tijd op zich liet
wachten, namen Peter, Erna en Arjan een lekkere duik in zee. En zowaar, Peter
spotte er met z’n zwembril op een heuse West-Javaanse tijgervis (niet de
verwarren met de Oost-Javaanse versie, maar daarvan is de gele bandering bij
dit gitzwarte visje wat grilliger). Ook Erna en Arjan konden - met zwembril -
dit bijzondere schepseltje aanschouwen. Joepie!
De vis op ons bord was prima: met elkaar maakten we zeven
exemplaren soldaat. Met z’n tweeën één vis. Behalve Jaap, die deed zich met
zichtbaar genoegen tegoed aan een hele vis. Verder garnalen, rijst en zoet-zure
saus erbij. En dat zittend op het strand, in de schaduw. Ronduit genieten.
Terug naar Pangandaran was het een uur rijden over een
hobbeldebobbel-weg, echt over het Javaanse platteland. Elke keer is het weer
een verrassing wat je te zien krijgt: veel moskeeën, lagere scholen, kinderen
in schooluniform, kleine winkeltjes, bandenplakservices, visvijvers,
bananenbomen, palmen, benzineverkoop (in flessen), prachtige oude Javanen,
scooters, vrachtwagen met stenen of hout, etc. Terug in het hotel (om een uur
of vier) werden we ontvangen we een bakje koffie/thee en gebakken cassave en
‘broodboomvruchten’. Daarna hebben de meesten nog even in het zwembad gepoedeld
en nog wat gelezen/gewassen/uitgerust. Om half acht werd het dinerbuffet
geserveerd, was weer prima. Het toetje (lekker ijs) kregen we van Peter en Erna
bij de overburen, ter ere van hun 32 jaar. Bedankt!